Een kunstwerk centraal II
Over eerbetoon aan een moeder
Deze ochtend bracht ik een bezoek aan mijn moeder. Over het algemeen probeer ik dat tijdens de cursusseizoenen een keer per veertien dagen te doen. Tijdens rustiger tijden komt het er soms wat vaker van. Hoe dan ook: wanneer een moeder zo oud is als mijn moeder (96 jaar) én op zichzelf woont én natuurlijk ook enig lichamelijk ongemak ondervindt én de deur niet meer uitkomt én dat er om bekende redenen een flinke omhelzing ook niet in zit voelt welke frequentie dan ook van bezoek aan mijn moeder aan de lage kant. Dat gevoel bekruipt mij vooral op de terugweg van Roosendaal naar Utrecht. Waarschijnlijk omdat ik zo met deze nieuwe blog bezig ben moest ik op weg naar huis denken aan een schilderij van James Whistler en het artikel dat ik alweer ruim vijf jaar geleden schreef over diens Arrangement in Grijs en Zwart, No. 1 Dat artikel schreef ik toen naar aanleiding van de 90ste verjaardag van mijn moeder.
James Abbott McNeill Whistler, Arrangement in grijs en zwart nr. 1
1871, olieverf op doek, 144 x 162,5 cm, Musée d'Orsay, Parijs
Bij de 90ste verjaardag van mijn moeder
Vandaag* wordt mijn moeder 90. Ach ja, natuurlijk zo hier en daar met wat beperkingen, ze ziet slecht en haar gehoor gaat wat achteruit, maar verder is zij voor een vrouw met deze respectabele leeftijd zowel geestelijk als lichamelijk buitengewoon sterk. In verband met het bereiken van die mijlpaal kwam het beeld van een schilderij van de Amerikaanse schilder James Whistler (1834-1903) de afgelopen dagen steeds vaker naar boven. Ik begon het kunstwerk in mijn gedachten steeds mooier en indrukwekkender te vinden. Het werd tijd om het boek Eeuwige Schoonheid van Gombrich weer eens open te slaan. Dat boek was in Utrecht voor de eerstejaars studenten kunstgeschiedenis indertijd verplichte kost gedurende de eerste weken van de studie. Het betekende een soort stoomcursus kunstgeschiedenis. Voor elke bijeenkomst moesten wij enkele hoofdstukken voorbereiden....en je kon de beurt krijgen om er iets over te vertellen. Prima introductie die 'Gombrich-cursus'. In dat boek dus werd ook geschreven over een voor mij toen volkomen onbekende schilder: James Whistler. Door de meeslepende beschrijving van Gombrich wilde ik toen direct meer weten over deze kunstenaar.
Whistler, l’art pour l’art en abstracte kunst
In 1855 trok Whistler (1834-1903) vanuit Lowell (Verenigde Staten) naar Parijs. Daar kwam hij in aanraking met schilders van het impressionisme. Daarna ging hij naar Londen waar hij tot zijn dood bleef wonen.
Whistler was geen impressionist. Hij had heel andere artistieke ideeën. In brieven, artikelen en boeken werpt hij zich op als een voorstander van de l’art pour l’art theorie. Aanhangers van deze theorie vonden dat de kunst uitsluitend om de kunst gewaardeerd dient te worden. Zij stelden dat kunst volledig autonoom moet zijn. Kunst mag niet in dienst staan van wat dan ook. Strikt genomen: kunst wordt niet gebruikt om een bepaalde maatschappelijke visie uit te dragen. Zo verkondigt de ware kunstenaar met zijn werk geen politieke of religieuze boodschap. Binnen deze opvatting staat kunst dus volledig op zichzelf, is kunst volledig onafhankelijk en verwijst nergens naar. Hiermee wordt de basis gelegd voor abstracte kunst. Wanneer kunst namelijk werkelijk autonoom is, dan dient het ook geen gedachten op te roepen aan de zichtbare werkelijkheid. Abstracte kunst kan worden opgevat als een ultieme consequentie van l'art pour l'art.
Bij het overzien van het werk van Whistler is duidelijk dat de kunstenaar in zijn tijd nog lang niet zover was. Het was toen domweg ondenkbaar om als kunstenaar iets te maken dat niet verwijst naar de zichtbare werkelijkheid. Maar zijn ideeën waren zó baanbrekend dat zij van groot belang bleken voor ontwikkelingen van de gedachte dat kunst afziet van elke relatie tot de visueel waarneembare werkelijkheid.
De onderwerpen waren voor Whistler van ondergeschikt belang. Het ging hem slechts om zuiver artistieke zaken, om de manier waarop de werkelijkheid in kleuren, lijnen en vormen wordt omgezet. Het lijkt wellicht wat overdreven, maar het indrukwekkende schilderij van zijn oude moeder noemde hij niet 'Portret van mijn moeder' of iets dergelijks. Het bijna geheel in zwart en grijstinten uitgevoerde schilderij noemde hij Arrangement in grijs en zwart No.1 Het lijkt een soort statement voor Whistler. ‘Dit is in de eerste plaats een arrangement van lijnen, vormen en kleuren’, zo stelde de kunstenaar. Maar wat heeft de kunstenaar een fantastische harmonie gecreëerd, wat een sfeer, wat een rust en eenvoud spreken er uit die stemmige tonen van grijs en zwart en wat een schitterende, statige voorstelling van een oudere vrouw, zonder een zweem van overdreven sentimentaliteit. Door de grootte van het schilderij krijgt de voorstelling van de vrouw iets voornaams, iets monumentaals: een schitterend monument voor ouderdom, een universeel eerbetoon aan een moeder.
James Abbott McNeill Whistler, Nocturne in Blauw en Goud, ca.1872-1875,
Tate Gallery, Londen.
Walter Greaves, Old Battersea Bridge, 1874
The Old Battersea Bridge
Door het spaarzame kleurgebruik (vaak slechts schakeringen van één kleur) doet het werk van Whistler soms toch enigszins abstract aan. Een fraai voorbeeld van vrijwel monochroom kleurgebruik is het overwegend blauw-grijze schilderij van de Old Battersea Bridge. In de tijd van Whistler was het de laatste houten brug over de Theems in Londen. De brug stond in die tijd bekend als gevaarlijk en werd, als het even kon, gemeden. In 1885 werd het bouwwerk afgebroken en vervangen. Het werk van Walter Greaves geeft goed aan hoe krakkemikkig de brug was. Bij vergelijking van beide kunstwerken wordt ook duidelijk dat Whistler slechts één gestutte houten pijler van de brug op het schilderij laat zien.
Het centrale motief op het schilderij van Whistler is dus slechts een klein deel van die oude brug. Wanneer we links van die pijler onder de brug doorkijken, herkennen we de vierkante toren van de Old Chelsea Church. Helemaal in de achtergrond is de Albert Bridge vaag zichtbaar. Op de voorgrond nadert een schipper met zijn boot de oever van de rivier. Rechtsboven spat vuurwerk uiteen. Blijkbaar was er iets te vieren. Door de topografische getrouwheid is het duidelijk dat de werkelijkheid het uitgangspunt was voor de schilder en dat we een en ander ook goed herkennen op het schilderij. Van echt abstraheren is geen sprake. Desondanks geeft Whistler het schilderij een titel die doet denken aan de titels van schilderijen van puur abstracte kunstenaars: Nocturne in Blauw en Goud.
Muziek en beeldende kunst
Whistler typeerde zijn schilderijen als muziekstukken en noemde ze daarom symfonieën, arrangementen of nocturnes. Muziekklanken zijn bijna volledig abstract. We kunnen ze in ieder geval niet zien, voelen, ruiken of aanraken. Ons gehoor is het enige zintuig waarmee wij de klanken kunnen waarnemen. Door harmonieuze klanken kan muziek ons in een bepaalde stemming brengen. Het bereiken van harmonie moest met een symfonie van kleuren en arrangementen van lijnen in de beeldende kunst ook wel lukken. Deze gedachten van Kandinsky verschillen niet wezenlijk van hetgeen Whistler schrijft: 'By using the word ''nocturne'' I wished to indicate an artistic interest alone, divesting the picture of any outside anecdotal interest which might have been otherwise attached to it. A nocturne is an arrangement of line, form and colour first.' en 'I did not intend to paint a portrait of the bridge … My whole scheme was only to bring about a certain harmony of colour.' Harmonie van kleur dus! Een fraaiere beschrijving van waar het bij l’art pour l’art om gaat is moeilijk te bedenken. Het is duidelijk dat Whistler niet de zichtbare werkelijkheid wil schilderen, maar slechts een samenspel van kleuren, kleurklanken wellicht. Uit het citaat wordt duidelijk dat het hem helemaal niet ging om de brug af te beelden. Blijkbaar was zijn opzet dat het aan niets refereert dat buiten het kunstwerk bestaat. Dit alles met een hoger doel: de werkelijkheid vertalen in een arrangement van lijnen, vormen en kleuren. Zo kan men met zuiver artistieke middelen als kleur, lijn en vorm komen tot een harmonieus samenspel dat net als een muziekstuk de toeschouwer kan beroeren. Met de gedachte van Whistler zitten we dichtbij ideeën over abstracte kunst. Met de uitvoering is de schilder echter nog niet zover. We moeten nog even wachten op het werk van Wassily Kandinsky bijvoorbeeld of Piet Mondriaan in het begin van de 20ste eeuw.
The gentle art of making enemies
Whistler trapte graag tegen heilige huisjes. Door zijn uitdagende manier van optreden ondervond hij veel tegenstand. Hij wakkerde het verschil in inzichten zelfs aan door het voeren van processen. Hij schreef er een boekje over: The gentle art of making enemies (1892). In dit verband is het volgende een veelzeggend verhaal: in 1877 had Whistler een aantal schilderijen tentoongesteld. Voor ieder werk vroeg hij het tamelijk hoge bedrag van 200 guineas. De toonaangevende Londense kunstcriticus Ruskin schreef: 'Ik had nooit durven denken dat een pedante kwast het zou wagen 200 guineas te vragen, omdat hij het publiek een pot verf in het gelaat heeft gegooid.’ Whistler begon een rechtszaak waarin hij Ruskin aanklaagde voor smaad. De rechter vroeg Whistler of hij inderdaad 200 guineas had gevraagd voor een schilderij waaraan hij slechts twee dagen had gewerkt. Daarop antwoordde Whistler: 'Nee, edelachtbare, ik vraag dat voor de kennis die ik gedurende een heel leven heb vergaard.’ Ik moest weer even aan mijn moeder denken.
(vertalingen Gombrich in: Eeuwige Schoonheid)
* De basis voor bovenstaand artikel verscheen op 26 aug. 2014 op Facebook, maar is nu flink uitgebreid en herschreven.
Comments