Een kunstwerk centraal X
Over een doodlopende weg in een korenveld
Tijdens zijn verblijf in Arles stelt Vincent van Gogh (1853-1890) zich geregeld onder psychiatrische behandeling en laat hij zich een aantal keren opnemen in een psychiatrisch ziekenhuis. Maar hij houdt zijn psychische problemen en gaat op aanraden van zijn broer Theo naar een dokter, dokter Cachet, die praktijk houdt in een klein plaatsje vlakbij Parijs: Auver-sur-l’Oise. Het zal de laatste halte worden in een rusteloos leven.
Vincent van Gogh, Korenveld met kraaien, olieverf op doek: 50,5 x 103 cm,
juli 1890, Van Gogh Museum, Amsterdam
Korenveld met kraaien behoort tot de laatste schilderijen die Van Gogh geschilderd heeft. Op 23 juli 1890 schrijft hij in zijn laatste brief aan Theo over de rusteloosheid van het leven. Op 27 juli gaat hij de vertrouwde velden in bij Auver-sur-l’Oise, nu niet met zijn schilderspullen, maar met een pistool ... ”om op kraaien te schieten”, zegt hij tegen de vragende mensen. Aangekomen bij een korenveld wil hij een kogel door zijn hart schieten. De kogel ketst echter af op het borstbeen. Zwaargewond weet hij zijn kamer te bereiken. Er wordt een dokter gewaarschuwd, maar die ziet geen mogelijkheid om de kogel te verwijderen. Ook Theo wordt gewaarschuwd. Hij is er de volgende dag. Hij treft Vincent aan terwijl deze kalm een pijp rookt op zijn bed. De twee broers praten de hele dag met elkaar. Theo blijft slapen en om half twee in de nacht van 28 op 29 juli 1890 overlijdt Vincent. Hij werd 37 jaar.
In zijn laatste brief schrijft Vincent, dat hij geen probleem meer heeft met het in zijn schilderijen tot uitdrukking brengen van verdriet en eenzaamheid. Hij schreef dat zijn doeken wel zouden vertellen wat hij niet met woorden kon zeggen. De kunstenaar had zo vaak een verhelderend commentaar bij zijn schilderijen geschreven, maar bij dit schilderij, dat behoort tot zijn laatste werken zwijgt hij. Het zou wel voor zich spreken! Dat heeft tot nogal wat uiteenlopende interpretaties geleid. We lezen vaak dat Vincent met het schilderij verwijst naar zijn naderend levenseinde. Voor een goed begrip moeten we teruggaan in de tijd.
Vijftien jaar eerder …
De artistieke loopbaan van Vincent van Gogh (1853-1890) zou zo’n negen jaar duren: 1880-1890. In die negen jaar schilderde hij zo’n 900 schilderijen, maakte ongeveer 1100 tekeningen en schreef bij benadering 2000 brieven.
Vincent heeft natuurlijk altijd wel getekend en wellicht ook geschilderd. Zo zijn er tekeningen van hem bekend die hij in de Borinage maakte. Tot zo ongeveer zijn 27-ste levensjaar wees er echter niets op dat hij daadwerkelijk kunstenaar zou worden. Vanaf zijn zestiende werkte hij als jonge verkoper in de Haagse vestiging van de Franse kunst- en prentenhandel Goupil. Hij deed het blijkbaar goed en via een filiaal in Londen (1873-mei 1875) wordt hij in 1875 aangesteld op het hoofdkantoor in Parijs. Dat is nog zo’n vijf jaar voordat Van Gogh besloot om zelf kunstenaar te worden. Het staat vast dat hij in datzelfde jaar in Parijs de grote verkooptentoonstelling van werk van Jean–François Millet heeft bezocht. Vanaf die periode verzamelt hij prenten en foto’s van het werk van de Franse kunstenaar.
In Parijs wordt duidelijk dat hij een religieuze roeping voelt: hij wil dominee worden. In 1878 zakt hij echter voor het toelatingsexamen voor de theologische faculteit in Amsterdam. Daarna meldt hij zich aan bij een evangelisatiecentrum in de buurt van Brussel. Daar wordt hij in drie maanden opgeleid tot volksprediker. Op zijn verzoek krijgt hij een aanstelling in een van de meest naargeestige en armzaligste oorden in de toch al niet erg vrolijk stemmende Belgische mijnstreek: de Borinage. Daar wil hij het lot van de arme mijnwerkers en hun gezinnen delen. Hij valt blijkbaar op door zijn ver doorgevoerde zelfverloochening. Hij staat zoveel mogelijk af van wat hij heeft en geeft onderdak aan degenen die dat nodig hebben. Zijn oversten sturen een brief aan zijn vader waarin erover gesproken wordt dat de godsdienstijver van zijn zoon buitensporig is en men heeft het over mystieke waanzin. Zijn vader haalt hem op en neem hem mee naar zijn domineeswoning in Etten. In de periode daarop zal de 28-jarige Vincent zich beraden hebben op zijn toekomst. Hij besluit kunstenaar te worden. Hij koopt twee handboeken van Charles Barque: Oefeningen in houtskool en Complete tekencursus en gaat energiek aan de slag.
In 1881 leest Vincent de biografie van Alfred Sensier over Jean-François Millet (1814-1875). In een brief aan Theo schrijft hij: “Het interesseert mij zo, dat ik ’s nachts ervan wakker wordt en de lamp aansteek en blijf lezen.” In een volgende brief noemt hij de Franse schilder: “Vader Millet, raadsman en leidsman in alles voor jonge schilders.” Vincent raakt tijdens het lezen van het levensverhaal van Millet volledig geobsedeerd door de Franse kunstenaar. In weer een volgende brief schrijft hij aan zijn broer dat Millet voor hem de schilder is die: “…met de boeren meeleefde en tevreden was in zake eten, drinken, kleding en slapen, met waar de boeren tevreden mee zijn…dat maakt dat hij, in mijn ogen, als mens aan schilders een weg heeft gewezen… men moet de boeren schilderen als zijnde zelf een hunner.” Vincent wil zich vereenzelvigen met de eenvoudige plattelandsbevolking en zich ook als hen kleden. Hij is helemaal opgetogen wanneer de plaatselijke dokter hem aanziet voor een gewone boer: “Ziedaar wat ik juist heb zoeken te veranderen in mijzelf. Toen ik jonger was, was het mij aan te zien dat ik mij intellectueel overspande en nu zie ik eruit als een die op het land werkt.” Wanneer zijn nieuwe levensstijl blijkbaar ergernis bij anderen opwekt schrijft hij: “Nu, ge begrijpt dat ik voor zulke dingen eenvoudig mijn schouders ophaal en trouwens meer en meer laat ik iedereen net precies alles van mij denken wat ze willen en zeggen en doen desnoods ook.” Het staat voor Vincent vast wat het onderwerp van zijn “boerenschilderijen” moet zijn: in navolging van Millet wil hij schilder van het boerenleven worden. Hij wil de noeste arbeid op het land, de armoede en het erbarmelijke leven laten zien. Sensier haalt in zijn boek een brief aan die Millet aan hem had geschrevenen (1851): “Op omgewoelde stukken grond, die nauwelijks geschikt zijn als akkerland, ziet u spittende en hakkende gestalten. U ziet er een die zijn rug recht, en zich het zweet van zijn voorhoofd wist: ’In het zweet van uw aanschijn zult gij uw brood eten’ (Genesis 3: 19).” Die religieuze lading in het werk van Millet zal Van Gogh zeker hebben aangesproken. In de verbeelding van het hakken in de harde grond, het zaaien, maaien en dorsen, het hoeden en het melken van het vee stond Van Gogh geen romantisch beeld van het boerenleven voor ogen, maar het continue verhaal van de eeuwig zwoegende mens als een gevolg van de verdrijving uit het Paradijs.
De zaaier
De Zaaier is ongetwijfeld een van de meest iconische meesterwerken van Millet. In de biografie van Sensier kon Van Gogh over het schilderij lezen: “Onder zijn livrei van misère is hij knokig en vel over been, en toch vliegt het leven uit zijn grote hand en strooit hij die niets heeft, met een majestueus gebaar het brood van de toekomst uit over de aarde…Wanneer de boer de witte zaaizak omhangt en deze met graan vult, de hoop van het nieuwe jaar, dan oefent hij daarmee een soort heilig ambt uit. Hij zegt niets meer, hij kijkt voor zich uit, en met een regelmatige beweging, als op het ritme van een mysterieus gezang, werpt hij het graan dat neervalt op de aarde. Ik heb zaaiers gezien, die geen voet op de voorbewerkte grond zetten, zonder een handvol graan in de vorm van een kruis in de lucht te hebben geworpen. En als hij het veld opstapt, spreekt hij met een lage stem onbegrijpelijke teksten die op een gebed lijken.”
Jean François Millet, Zaaier, olieverf op doek, 101,6 × 82,6 cm, 1850,
Museum of Fine Arts, Boston
Links: Vincent van Gogh, Zaaier naar Millet, pen en gewassen inkt op papier: 48,8 x 36,5 cm, april 1881, Van Gogh Museum, Amsterdam
Van Gogh zal euforisch zijn geweest toen hij de tekst las. In de heroïsche gestalte van de woest en onstuitbaar over de akker trekkende figuur herkende Vincent een beeld van de eeuwig zwoegende boer. Een van de vroegste pentekeningen die hij maakte is deze goedbedoelde kopie naar het werk van zijn grote voorbeeld. Van Gogh zou er zijn hele leven kopieën naar blijven maken. Hij bezat in ieder geval een ets naar het schilderij van Millet.
Zij belangstelling voor alle facetten van het boerenleven culmineert in zijn eerste meesterwerk: De aardappeleters.
Het is van belang te weten dat de aardappel in de negentiende eeuw het belangrijkste voedsel was geworden voor de arme plattelandsbevolking. De aardappel kon uitgroeien tot symbool van armoede.
Vincent van Gogh, Aardappelrooiende boerinnen, olieverf op doek: 31,5 x 42,5 cm,
augustus 1885, Kröller-Müller Museum
Vincent van Gogh, De Aardappeleters, olieverf op doek: 82 x 114 cm,
Nuenen, april-mei 1885, Van Gogh Museum, Amsterdam
Van Gogh schrijft over het schilderij: “Ik heb namelijk terdege erop willen wijzen, dat men de gedachte krijgt dat die lieden, die bij hun lampjes hun aardappels eten met die handen die zij in de schotels steken, zelf de aarde hebben omgespit en het spreekt dus van handarbeid en van dat zij hun eten zo eerlijk verdiend hebben. Ik heb gewild dat het doet denken aan een heel andere manier van leven dan die van ons beschaafde mensen. Ik zou dan ook volstrekt niet begeren dat iedereen het zo maar mooi of goed vond…. De koppen die aanvankelijk te licht hadden uitgepakt, schilder ik zonder genade over in zowat de kleuren van een goed stoffige aardappel, ongeschild natuurlijk.”
Arles
Niet lang na het voltooien van de Aardappeleters verlaat Vincent Nederland en gaat naar Antwerpen (november 1885 - februari 1886). Daar komt hij in aanraking met Japanse prenten. Hij gaat ze verzamelen. Na een kleine drie maanden gaat hij op weg naar Parijs (maart 1886-februari 1888). Hij trekt in bij Theo, die de leiding heeft van het filiaal van Goupil in Montmartre. In Parijs komt Vincent onder de indruk van het werk van impressionistische kunstenaars. De interesse voor het schilderen van het boerenleven lijkt in deze tijd af te nemen. Ook de donkere kleuren verdwijnen.
In Parijs had Henri Toulouse Lautrec (1864-1901) Vincent verteld over de Provence als een equivalent van Japan, daar moest Vincent zijn … die zon daar! Vincent schrijft: “Een ander licht zien, geloven dat wij, als wij de natuur onder een stralende hemel aanschouwen, ons een betere voorstelling kunnen maken van de wijze van voelen en tekenen der Japanners.”
Op 19 februari 1888 vertrekt hij naar het Zuiden, op weg naar de zon! Met tussenpozen in de psychiatrische inrichting in het Klooster van Saint Paul in Saint Rémy zou hij van februari 1888 tot mei 1890 in Arles verblijven.
Het begon zo mooi! Bij zijn aankomst in Arles sneeuwt het weliswaar, maar dat deert Vincent allerminst. In zijn brieven schrijft hij opgetogen over alles wat hij ziet.
In de Provence wordt het vroeg lente. Vincent schildert de ontluikende natuur, vooral een hele reeks schilderijen van bloeiende boomgaarden en … Het bloeiende perenboompje.
Vincent van Gogh, Bloeiend perenboompje, olieverf op doek: 73,6 x 46,3 cm,
april 1888, Van Gogh Museum, Amsterdam
Iets rechts van het midden van het bloeiende perenboompje boompje zien we een citroenvlinder, net als de bloesem een aankondiging van de lente, de bode van nieuw leven in de natuur. Het gele vlindertje zien we weer terug op Van Gogh’s Bloeiende amandelboom (1888) in het Van Gogh Museum.
Vincent van Gogh, Amandelboom in bloei, olieverf op doek: 48,5 x 36 cm,
Arles, april 1888, Van Gogh Museum, Amsterdam
We zagen al dat Van Gogh tijdens zijn verblijf in Antwerpen grote belangstelling toonde voor Japanse prenten. Geregeld komen we de invloed van Japanse kunst in zijn werk tegen. Ook de Japanse kunstenaars kozen vaak in bloei staande fruitbomen als onderwerp voor hun prenten. In brieven die Vincent in Arles schreef komen we geregeld verwijzingen naar Japan tegen: Zo schreef hij dat het zuiden van Frankrijk “gelijk staat met Japan”. Hij leerde hier “met een Japanse blik te kijken” en hij maakte schilderijen in de trant van en kopieën naar Japanse prenten”.
Links: Utagawa Hiroshige, De residentie met pruimenbomen in Kameldo, kleurenhoutsnede: 37,5 x 24,8 cm., 1857, Collectie Alan Medaugh, New York
Rechts: Vincent van Gogh, Bloeiende pruimenboomgaard naar Utagawa Hiroshige, olieverf op doek: 55,6 x 46,8 cm., 1887, Van Gogh Museum, Amsterdam
In Arles pakt Vincent het schilderen van het boerenleven weer op. Na de lente komt de zomer en het kan dan erg warm zijn in de Provence. Met het warmer worden in de Provence wordt het ook warmer op het palet van de schilder. Geel lijkt voor hem de kleur te zijn die symbool staat voor het licht van de zon. Het geel en oranje-geel voeren de boventoon op de schilderijen.
Talrijk zijn de schilderijen en tekeningen die Vincent maakte van alle aspecten van het werk op de graanvelden. Onvermoeibaar doet de kunstenaar verslag van het ploegen, zaaien, oogsten, de korenbulten en het binden en opzetten van korenschoven.
Hoogtepunt vormt de Oogst op de vlakte van La Crau. Het uitgestrekte oranje-gele landschap baadt in de zinderende hitte van de zon. Het weer is zo helder dat wij tot aan de horizon alle details goed kunnen onderscheiden. Rechts van het topje van de korenbult is een boer bezig met oogsten, in het midden trekken paarden een kar en helemaal rechts wordt het hooi vanaf een wagen met een hooivork in de schuur geworpen. Tegen de horizon, links van het midden herkennen we het silhouet van de ruïne van de abdij van Montmajour.
Vincent van Gogh, Oogst op de vlakte van La Crau, olieverf op doek: 73 x 92 cm,
juni 1888, Van Gogh Museum, Amsterdam
In augustus 1888 kondigt Paul Gauguin (1848-1903) aan dat hij naar Arles komt. Vincent raakt helemaal opgewonden. De komst van Gauguin naar Arles betekende een flinke stap naar de verwezenlijking van zijn grote ideaal: de stichting van het Atelier du Midi, een kunstenaarskolonie met gelijkgestemde kunstenaars.
Vincent van Gogh, Het gele huis, olieverf op doek: 72 x 91,5 cm
september 1888, Van Gogh Museum, Amsterdam
In afwachting van de komst van Gauguin liet Vincent zijn huis in Arles geel schilderen: “Ik heb zojuist het huisje waarin ik woon geel laten schilderen, omdat ik wil dat het voor iedereen het huis van het licht is.” Voor de inrichting van zijn huis maakte hij schilderijen met zonnebloemen. Aanvankelijk plaatst hij de vaas met bloemen tegen een blauwe achtergrond. Na twee stillevens besloot hij verder te gaan met geel: gele bloemen tegen een gele achtergrond. Zelf typeerde hij dit als “licht op licht”. Hij maakte er drie vrijwel identieke versies van. De verschillen in die laatste drie versies zijn het best waarneembaar door de variaties met de plaats van de signatuur van de kunstenaar op de vaas.
Vincent van Gogh, Zonnebloemen, olieverf op doek, 92,1 x 73 cm,
augustus 1888, National Gallery, Londen
Met de schilderijen van zonnebloemen wilde Van Gogh zijn gast verwelkomen. In Parijs had Gauguin hem immers laten merken dat hij enthousiast was over Vincent’s schilderijen van zonnebloemen. De bloemen vormden voor Vincent bij uitstek een symbool van de zon en daarmee symbool van leven. Met het draaien van de aarde blijven de bloemen zich richten op de zon. Ook de vorm van de bloem en de geel-oranje kleur van de bloemblaadjes doen ons denken aan de zon en zonnestralen. Bij de begrafenis van Vincent was de kist bedekt met gele bloemen, vooral zonnebloemen.
Op 23 oktober 1888 arriveert Paul Gauguin in Arles. In het gele huis betrekt hij de kamer rechtsboven op de eerste verdieping.
De zaaier
Om Theo een indruk te geven van een schilderij waarover hij in een brief schrijft, tekent hij vaak een schets van dat schilderij op het briefpapier.
Vincent van Gogh, Zaaier met ondergaande zon,
schets in een brief uit november 1888, Van Gogh Museum, Amsterdam
Bij de schets naar het schilderij met de zaaier lezen we: “Dit is een schets van het laatste doek waaraan ik bezig ben, weer een zaaier, met daarboven een immense citroengele zonneschijf. Ik wil de zaaier schilderen met iets eeuwigs, waarvan vroeger de nimbus het symbool was.” Weer klinkt er een religieuze lading door in een schilderij van de kunstenaar. Op beide schilderijen staat de zon precies boven het hoofd van de zaaier. Deze ‘draagt’ de goudgele zonneschijf als symbool én aureool van het eeuwige licht. Zo creëert hij het beeld van de Eeuwige zaaier.
Vincent van Gogh, Zaaier, Olieverf op doek, 32 x 40 cm,
november 1888, Van Gogh Museum, Amsterdam
Vincent van Gogh, Zaaier olieverf op jute: 73,5 x 93 cm,
november 1888, Sammlung Stiftung Emil Bührle, Kunsthaus Zurich
Het thema van de zaaier moet Van Gogh erg hebben aangesproken. Inclusief een flink aantal kopieën naar het oerbeeld van De zaaier van Millet maakte Vincent ruim dertig schilderijen en tekeningen van het thema. Hij zal het reeds aangehaalde citaat over het schilderij van Millet uit de biografie van Alfred Sensier nog wel in zijn hoofd hebben gehad: “ … en toch vliegt het leven uit zijn grote hand en strooit hij die niets heeft, met een majestueus gebaar het brood van de toekomst uit over de aarde…”
Na twee maanden blijkt dat de twee bewoners van het gele huis in Arles het op artistiek gebied niet goed met elkaar kunnen vinden. Het draait uit op een uitbarsting. Vincent loopt Gauguin met een geopend scheermes achterna. Gauguin houdt het voor gezien en vertrekt. Vincent’s grote ideaal van een kunstenaarskolonie valt hiermee volledig in duigen. Vanaf deze tijd gaat het psychisch snel bergafwaarts. Eind december 1888 wordt hij opgenomen in het ziekenhuis van Arles. Op 7 februari 1889 voelt hij zich weer zo opgeknapt dat hij terug naar huis kan. In februari 1889 stort hij psychisch in en moet zich laten verplegen in Saint-Rémy. Vanaf nu wisselen de opnames en het terugkeren naar huis zich met een zekere regelmaat af.
De maaier
In de herfst van 1889 begint Vincent aan Korenveld met maaier. In een brief aan Theo schrijft hij over het schilderij: “Het werk gaat nogal goed, ik vecht met een doek dat ik enige dagen voor mijn ongesteldheid was begonnen, een maaier, de studie is helemaal geel, verschrikkelijk dik geschilderd, maar het motief was mooi en eenvoudig. Ik zag toen in die maaier een onopvallende figuur die in de volle zon vecht om zijn werk tot een einde te brengen. Ik zag er het beeld in van de dood, in die zin dat de mensheid het koren is dat gemaaid wordt. Het is dus het tegendeel [!!] van de zaaier, die ik eerder gemaakt heb. Maar in deze dood is niets droevigs, het speelt zich af in het volle licht met een zon die alles overspoeld met een fijn gouden licht.”
Een enkele dag later schrijft hij: “Hè, hè de maaier is klaar, ik geloof dat het een schildering is geworden die je bij je thuis zult houden – het is het beeld van de dood zoals waarover het grote boek van de natuur spreekt … Het is, afgezien van een lijn paarse heuvels en een enkel groen boompje, volkomen geel ... Ik vind het grappig dat ik het zo gezien heb door de ijzeren tralies van een cel.” Die laatste zin maakt duidelijk dat hij het beeld op het schilderij zo zag vanuit zijn cel in de inrichting van Saint Rémy.
Vincent van Gogh, Korenveld met maaier en zon, olieverf op doek: 73 x 92 cm.,
eind juni-begin september 1889, Museum Kröller-Müller, Otterlo
In de zwoegende maaier ziet Van Gogh dus het beeld van de duivel en het beeld van de dood. Het afmaaien van het rijpe koren verwijst voor hem naar de eeuwige cyclus van de natuur en de vergankelijkheid van het leven. Evenals in de Apocalyps het koren dat wordt gemaaid de mensheid voorstelt, zo is de zwoegende maaier op het schilderij bezig met het maaien van het koren in de zinderende hitte van de zon. Het is een beeld van de Dood uit de Apocalyps die de mensheid van de aarde wegmaait: “Ik keek toe, en ik zag een witte wolk; op de wolk zat iemand, een mensenzoon gelijk, met een gouden kroon op zijn hoofd en een scherpe sikkel in zijn hand. Een andere engel kwam uit de tempel en riep met luide stem tot Hem die op de wolk zat: `Sla uw sikkel erin en maai, want het uur om te maaien is gekomen; overrijp werd de oogst van de aarde!' Toen wierp Hij die op de wolk zat zijn sikkel op aarde, en de aarde werd afgemaaid.” (Apocalyps 14: 14-16)
Korenveld met kraaien
Het is natuurlijk ontzettend jammer dat Van Gogh, die zoveel commentaren op zijn schilderijen in brieven heeft geschreven juist over dit schilderij niets schrijft. Het staat daarom opener dan veel andere schilderijen van zijn hand voor speculaties.
Het verhaal over de dreigende dood past zó goed bij de voorststelling op het schilderij en bij de geplaagde en wanhopige geest van de schilder dat het vrijwel onmogelijk is een verband te negeren. Laten we nog eens kijken naar het schilderij.
De hele sfeer op het schilderij is ontegenzeggelijk onheilspellend.
We kunnen ons voorstellen dat Vincent zijn schildersezel ongeveer op het midden van het kruispunt heeft geplaatst, voor het middelste pad. Vanachter die schildersezel moet hij de dreiging van de donkere wolken op hem hebben zien af komen. De donkere, zelfs puur zwarte wolken trekken zich samen boven het uitgestrekte korenveld en komen dreigend op de kunstenaar af.
De stilte voor de storm is al verdwenen. De wind blaast van de linkerkant over het koren. Aan de linkerzijde zijn de halmen al bijna tegen de grond geslagen. Ook de halmen rechts en links op de voorgrond buigen naar rechts. In het midden van de velden waaien de korenhalmen mee met de onstuimige wind. Het noodweer kan nu elk moment losbarsten. De sfeer op het schilderij kan daarom als dreigend en wanhopig worden ervaren.
De onheilspellende lucht en de paden die nergens naartoe lopen zouden vooruitwijzen naar het naderende levenseinde van de kunstenaar. Dat is echter interpretatie! Maar het neemt niet weg dat de droefgeestige stemming goed past binnen de context van de steeds verder afbrokkelende geestelijke gezondheid van Vincent, van de psychische problemen die de kunstenaar in ieder geval de laatste maanden van zijn leven ondervond. En hoe vaak lezen we niet in zijn brieven dat hij met zijn schilderijen uitdrukking geeft aan zijn eigen stemming? Het schilderij kan daarom heel goed een weergave zijn van zijn uitzichtloosheid, neerslachtigheid en wanhoop, van al de ellende die de schilder in de dagen voor zijn dood moet hebben doorgemaakt. Hoewel hij heel impulsief kon zijn zal hij er toch al wel enige tijd over hebben nagedacht voordat hij er werkelijk toe over ging een einde aan zijn leven te maken.
De schilder ziet een driesprong voor zich. Het pad achter hem splitst zich op de voorgrond van het schilderij in drie roodbruine paden met stroken gras die door een korenveld lopen. Van de paden links en rechts is niet duidelijk waar deze naartoe leiden. Het middelste pad, dat het verlengde is van het pad achter de schilder, slingert zich door het korenveld, maar het is geen doorlopend pad! Het pad loopt niet tot aan de horizon maar loopt dood ín het korenveld. Visueel lukt het in ieder geval niet om dat pad door het korenveld tot aan de horizon te volgen. De situatie is uitzichtloos! Het korenveld dat voor Vincent zo vaak een symbool van leven was, is een symbool geworden van een levensweg die dood loopt. Boven het korenveld is een zwerm kraaien opgevlogen. De vogels zijn bij uitstek symbolen en voorboden van de dood. Zij komen op de schilder af. Er is geen ontkomen aan ...
Gebruikte literatuur
- Meyer Schapiro, Modern Art, 19th and 20th Centuries, 1978, New York, p. 87-99
- Tentoonstellingscatalogus, Van Gogh en Millet, Rijksmuseum Vincent van Gogh, 1988 (veel gebruikte citaten zijn afkomstig uit deze publicatie)
- Ronald de Leeuw, Van Gogh Museum, schilderijen en pastels, Zwolle, 1993
- Jan Hulsker, Van Gogh en zijn weg, Het complete werk, Amsterdam, 1996
- Tentoonstellingscatalogus, Van Gogh & Japan, Van Gogh Museum, 2018
Comments