Keukenstukken, zinnelijke geneugten en
seksuele moraal
Detail Joachim Wttewael, de Keukenmeid met rechts Jezus’ bezoek aan Maria en Martha
Inleiding
In het eerste deel van de artikelenreeks over het verhaal van Jezus’ bezoek aan Maria en Martha werd een aantal theologen behandeld die een uitgesproken opvatting hadden over het korte Bijbelverhaal waarvan alleen melding wordt gemaakt in het tiende hoofdstuk van het Lucasevangelie, vers 38 t.m. 42.
Vanzelfsprekend richtte men zich op de vraag of de woorden van Jezus moeten worden uitgelegd als een terechtwijzing van Martha en/of dat hij partij heeft gekozen voor Maria. Heeft Jezus met zijn woorden tot Martha werkelijk willen zeggen dat haar manier van doen afkeurenswaardig was?
Daarna werd in het artikel een aantal kunstwerken besproken die aan het begin staan van de beeldtraditie van het thema. Hierbij werd de chronologische volgorde aangehouden. Er werd echter geen rekening gehouden met de plaats waar die werken werden vervaardigd.
In het artikel van vandaag en van volgende week richten wij ons uitsluitend op kunstwerken die in de Nederlanden ontstonden. Het uitganspunt voor de serie artikelen vormde immers twee in de Nederlanden vervaardigde schilderijen in twee Utrechtse musea: het schilderij in Museum Catharijneconvent Jezus in het huis van Maria en Martha (1643) van Johannes Spilberg uit de school van Rembrandt en De Keukenmeid (1620-1625), een keukenstuk van de Utrechtse kunstenaar Joachim Wttewael in het Centraal Museum.
Met het schilderij van Joachim Wttewael werd al in het eerste artikel van deze reeks een begin gemaakt met de zogenoemde keukenstukken. Dat wordt in dit tweede deel verder uitgewerkt.
Keukenstukken II
De Amsterdamse kunstenaar Pieter Aertsen (1508/9-1575) bracht het genre tot ontwikkeling. Hij was de leermeester van de Zuid-Nederlandse kunstschilder Joachim Beuckelaer (1533-1574) die zich in hetzelfde genre specialiseerde.
In de tweede helft van de zestiende en het begin van de zeventiende eeuw groeide het keukenstuk in de Nederlanden uit tot een bijzonder populair genre. Op dit soort schilderijen wordt een groot deel van de voorstelling ingenomen door overvloedig uitgestalde lekkernijen zoals vlees en gevogelte, groenten, vruchten, kazen en drank. Vaak zien we mensen die in de keuken die zich bezighouden met het bereiding van het eten.
Kenmerkend voor keukenstukken is de combinatie van een stilleven op de voorgrond met alledaagse werkzaamheden. Het werk in de keuken wordt verricht door figuren in eigentijdse kleding. Het eigentijdse tafereel op de voorgrond wordt op keukenstukken vaak in verband gebracht met een voorstellingen van een verhaal uit het Nieuwe Testament. Opmerkelijk is dat het Bijbelverhaal op keukenstukken naar de achtergrond werd verplaatst. Achter het stilleven en/of achter de werkzaamheden in de keuken komen we via een doorkijkje vaak in een andere ruimte waar zich het Bijbelverhaal afspeelt.
In feite combineert een keukenstuk drie belangrijke genres: dat van een historiestuk (het Bijbelverhaal), het genretafereel (een voorstelling uit het leven van alledag, in dit geval de werkzaamheden in de keuken) en het genre van het stilleven.
Opvallend is dat keukenstukken in tegenstelling tot andere interieurstukken uit de zestiende en zeventiende eeuw een vrij groot formaat hebben.
Anoniem keukenstuk met de gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus, olieverf op doek: 198 x 272 cm., 1610-1620, Rijksmuseum Amsterdam
In een keuken bereiden twee keukenmeiden de maaltijd voor. Links rijgt een meid een stuk vlees aan het spit, de andere meid heeft een koperen ketel in een hand en een zwarte haan in de andere. Op de voorgrond liggen stukken vlees, groente (kolen, rapen en wortels), gevogelte, een dode haas en vissen. Tussen de etenswaren blaft een hond naar een kat die een stuk vis te pakken heeft.
Detail anoniem keukenstuk met de gelijkenis van de rijke man
en de arme Lazarus
Rechts op de tafel met het rode kleed worden pasteien, kaas en brood uitgestald. De rijkdom van de de bewoners van het huis wordt benadrukt door de zilveren bekers en drinkschalen.
Rechts op de achtergrond zit de rijke man met zijn gezin aan een goed voorziene tafel. Bij de deur zit Lazarus (niet te verwarren met de broer van Maria en Martha) op de grond. Hij leed aan lepra en zoals Jezus in de gelijkenis vertelt is het lichaam van Lazarus overdekt met zwerende wonden. (Lucas 16:19-31) De kenmerkende vlekken zijn goed te zien aan zijn blote benen en armen. Behalve een enkel keukenstuk met onder andere de Emmaüsgangers en het verhaal van de rijke man en de arme Lazarus treffen we op de achtergrond van keukenstukken verassend vaak voorstellingen aan van het bezoek van Jezus aan het huis van Maria en Martha.
Voor een goed begrip van keukenstukken is het van belang dat we ons realiseren dat door het opzichtig op de voorgrond plaatsen van de overdaad aan voedsel, de beschouwer het zicht op het bijbelthema in de achtergrond voor een groot deel wordt ontnomen. Alleen de oplettende beschouwer valt de bijbelscène op.
De tegenstelling tussen de uitbundige voorstelling van aardse lekkernijen op de voorgrond en de bescheiden presentatie van het naar de achtergrond verdrongen Bijbelverhaal wekt natuurlijk verbazing. Aanvankelijk was men van mening dat Pieter Aertsen en zijn navolgers graag stillevens schilderden. De religieuze eisen van hun tijd zouden dat echter niet hebben toegestaan; een schilderij moest op enigerlei wijze stichtelijk zijn; het moest de mensen iets zinnigs bijbrengen of een bepaalde moraal voorhouden. Het Bijbelse tafereel op de achtergrond zou als excuus zijn aangewend om stillevens te kunnen schilderen.
De kunsthistoricus Jan Emmens, indertijd hoogleraar aan het Kunsthistorisch Instituut Utrecht was een heel andere mening toegedaan. Volgens hem is er een verband tussen de overdaad aan voedsel en de Bijbelse voorstellingen op de achtergrond. De beschouwer moet moeite doen om te ontdekken dat achter de opeenstapeling van lekkernijen een waardevollere boodschap valt te ontdekken. Velen zullen niet veel verder komen dan zich te vergapen aan al het lekkers op de voorgrond; de les van het Bijbelverhaal wordt niet opgemerkt! Volgens Emmens leiden de verlokkingen die we op het stilleven zien in het werkelijke leven af van het vinden van de juiste weg. De combinatie van stilleven en Bijbelvoorstelling moest de alerte beschouwer ervan bewust maken dat hij maar moeizaam de juiste weg in het leven zal weten te vinden. De aardse geneugten zijn obstakels voor het inslaan van de goede weg. Slechts de mens die weerstand biedt aan de aardse verlokkingen, zal de weg in het leven bewandelen die tot God leidt.
Keukenstukken stellen de keuze tussen materiële en geestelijke waarden aan de orde. De waarschuwing die van dergelijke schilderijen moest uitgaan, is dat de mens zich realiseert dat al het aardse slechts van tijdelijke aard is; dat hij er beter aan doet zich te concentreren op zaken die eeuwigheidswaarde hebben. Hij wordt eraan herinnerd dat het in het leven niet gaat om lekker en veel eten, om rijkdom en materiële en zinnelijke geneugten. De beschouwer die zich teveel vergaapt aan wereldse zeken valt eigenliefde te verwijten, waar de liefde voor God meer op zijn plaats is. In feite zou er volgens Emmens sprake zijn van een antithese tussen amor sui, eigenliefde en amor dei, liefde voor God. Dit heeft alles te maken met de uitleg van het Bijbelverhaal waarbij Martha’s bekommernis wordt verklaard als een keuze voor de vergankelijke zaken van deze wereld; zij heeft op het moment dat het er werkelijk toe deed de weg naar Gods woord niet gevonden! (zie theologie van Calvijn in Deel 1)
Het verhaal van de Emmaüsgangers en de gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus zijn als waarschuwing daarom minstens even zinnig als achtergrond van keukenstukken als een voorstelling van Jezus’ bezoek aan Maria en Martha. Lazarus schikte zich immers in zijn erbarmelijke lot en nam genoegen met datgene wat overbleef van de overvloedige maaltijd van de rijke man. Lazarus wachtte na zijn dood ‘Abrahams schoot’, de beloning in de hemel. De rijke man, die tijdens zijn leven slechts gericht was op het najagen van aardse genoegens, wachtte na zijn dood eeuwige foltering in de hel. Ook de Emmaüsgangers lieten zich teveel afleiden door aardse beslommeringen waardoor zij Jezus pas herkenden toen hij tijdens de maaltijd het brood brak.
Pieter Aertsen, slagerij / de vleesstal met in de achtergrond de Heilige Familie op de vlucht naar Egypte, olieverf op paneel: 233 x 150 cm., 1551, Universitetets konstsamlingar, Uppsala Universiteit, Zweden
Het schilderij is de vroegste voorstelling waarbij Pieter Aertsen een uitbundig uitgestald stilleven met op de voorgrond vooral heel veel vlees combineerde met een Bijbelse voorstelling in de achtergrond.
Wanneer we goed kijken herkennen we in het doorkijkje naar buiten een voorstelling van de vlucht naar Egypte.
Detail Pieter Aertsen, slagerij met de vlucht naar Egypte
De oplettende toeschouwer die verder kijkt dan de etenswaren op de voorgrond herkent in het midden Jozef die de ezel leidt en Maria met Jezus op het lastdier. Zij zijn op weg naar Egypte. Een in lompen geklede jongen is naar Maria gelopen en vraagt haar wat te eten. Maria geeft hem van het brood dat zij had meegenomen voor onderweg. De vader van de jongen bedankt haar. Achter hen lopen goed geklede burgers. Zij zijn op weg naar de kerk die is te zien in het doorkijkje in linkerbovenhoek van het volledige schilderij. Zij kijken naar het voorval links van hen, maar net als de rijke man in de gelijkenis van Jezus trekken de kerkgangers zich niets aan van hun hongerige medemens.
Het lijkt er sterk op dat de kunstenaar met dit tafereel de rijkere mensen heeft willen stimuleren om de armen te ondersteunen; ‘spijzigen van de hongerigen’ is een van de werken van Barmhartigheid. (zie theologie van Augustinus in Deel I) Dat is de moraal die Pieter Aertsen aan de beschouwer wilde voorleggen.
De moraal van het keukenstuk met een voorstelling van
Jezus’ bezoek aan Maria en Martha
Pieter Aertsen, Keukenstuk met Jezus in het huis van Maria en Martha, olieverf op paneel: 61 x 101 cm., 1552 Kunsthistorisches Museum, Wenen, Oostenrijk
Het schilderij in Wenen is het vroegste keukenstuk van Pieter Aertsen met Jezus’ bezoek aan Maria en Martha. Het thema is blijkbaar in ontwikkeling, want de keukenmeiden ontbreken nog op dit schilderij.
Een groot deel van het beeldvlak wordt gevuld door een stilleven waarvan een enorm stuk vlees in het midden direct de aandacht trekt.
Links op de achtergrond speelt het Bijbelverhaal zich af voor een open haard.
Detail Pieter Aertsen, Keukenstuk Kunsthistorisches Museum, Wenen
Om te onderstrepen dat het om de uitbeelding van een Bijbelverhaal uit het tiende hoofdstuk van het Lucasevangelie gaat staat op een van de vloertegels direct links van de grote schotel op de derde tegel van onderen: ‘Luk: 10’. vooral '10' nog redelijk goed leesbaar.
Met een pook in de hand loopt Martha enigszins dreigend naar haar zus. Zij doet haar beklaagt zich bij Jezus die een afwerend gebaar naar Martha lijkt te maken. Maria draagt mooie kleding terwijl Martha als keukenmeid is gekleed. Zij draagt een schort en houdt een pook of een haardspies in de hand. (zie voor het verschil in kleding tussen de zussen Deel I) Jezus legt zijn hand geruststellend en beschermend op het hoofd van Maria.
‘Maria heeft wtuercoren dat beste deel’
Het antwoord dat Jezus aan Martha geeft lezen we onder de schoorsteenmantel: “Maria heeft wtuercoren dat beste deel”: ‘Maria heeft het beste deel gekozen’ (… dat haar niet zal worden ontnomen. Lucas 10: 42). Door zowel op de vloertegel als boven de haard op de Bijbelpassage te wijzen wordt het belang van de Bijbelse voorstelling binnen de context van het schilderij wel heel direct duidelijk. De toeschouwer die deze tekst leest, wordt erop gewezen dat hij zich, in zijn zucht naar aardse overvloed moet temperen; dat hij zich meer moet laten leiden door het gedrag van Maria dan door Martha’s zorg voor aardse besognes.
Pieter Aertsen, Keukenstuk met het bezoek van Jezus aan Maria en Martha, olieverf op doek: 200 x 126 cm., 1553,
Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam
Op de voorgrond van het keukenstuk in Museum Boijmans Van Beuningen zijn ook hier weer allerlei heerlijkheden verleidelijk op de voorgrond uitgestald.
Rechts van het stilleven bevindt zich voor een brandende open haard een vrolijk en enigszins amoureus gezelschap dat zich tegoed doet aan drank en lekkernijen. Een opmerking in een brief (1526) van Desiderius Erasmus maakt duidelijk wat hier is voorgesteld. Erasmus heeft het over ‘ontuchtige schilderijen’ (aangehaald door Moxey*). Als voorbeeld van zijn afkeuring noemt hij kunstwerken die hij heeft gezien met voorstellingen van het bezoek van Jezus aan het huis van Maria en Martha. Dit onderwerp vormde volgens Erasmus aanleiding om ‘Petrus dronken en Johannes flirtend met Maria’ weer te geven. (aangehaald door Moxey*)
Detail Pieter Aertsen, Museum Boijmans Van Beuningen
Op het schilderij zijn er twee aanwijzingen dat de mannen van dat vrolijke gezelschap inderdaad apostelen zijn. Zo wijkt hun kleding niet af van de manier waarop in de zestiende en zeventiende eeuw Bijbelse personen op schilderijen werden gekleed. Daarbij komt nog eens dat de gelaatstrekken van de man links wel erg veel doen denken aan de manier waarop Petrus normaal gesproken wordt voorgesteld. Terwijl hij aanmatigend zijn hand op de schouder legt van de naar voren buigende vrouw heft hij zijn beker vrolijk op. De vrouw wijst naar de pot met eten die boven het vuur hangt. (Zie gedicht De Pot van Jan Luyken in Deel I)
Detail Pieter Aertsen, Museum Boijmans Van Beuningen
Helemaal links op het schilderij bevinden zich drie personen in eigentijdse kleding. In tegenstelling tot de personen bij de haard, hebben zij persoonlijke gelaatstrekken. Het zouden portretten kunnen zijn van de opdrachtgever, zijn vrouw en hun dochter. De drie stellen zich heel wat minder uitbundig op dan het vrolijke gezelschap bij de haard. Mogelijk dat we in de blik van de man zelfs een blijk van afkeuring in de richting van de apostelen en de frivole jongedame mogen vermoeden. De waterkruik die de man in de hand houdt is ongetwijfeld bedoeld als tegenwicht voor het drankmisbruik aan de rechterkant van het schilderij.
De opgemerkte tegenstelling tussen de zich sober gedragende mensen links en het uitbundige genot rechts moet in verband worden gebracht met de bijbelscène op de achtergrond waar Jezus in discussie is met Martha over het gedrag van Maria. De parallellen zijn duidelijk. De personen links hebben, evenals Maria minder belangstelling voor de aardse genoegens dan het gezelschap bij de haard dat dezelfde belangstelling toont als Martha.
Pieter Aertsen, Jezus in het huis van Maria en Martha, olieverf op paneel:
44,9 x 54,6 cm., ca. 1560-1570, Museum voor Schone Kunsten, Gent
Op de voorgrond hebben zich zeven apostelen en twee vrouwen verzameld. Allen storten zich gretig op de schotel in hun midden. Martha heeft zich van het gezelschap los gemaakt en is naar Jezus gelopen om haar beklag te doen over het luie gedrag van haar zus. Maria zit aan de voeten van Jezus. Zij wordt omringt door drie andere vrouwen. Ook zij zijn op het moment dat Jezus het woord Gods predikt niet geïnteresseerd in het aardse voedsel. De tegenstelling met de hongerige groep daaronder is groot.
Wanneer de beschouwer het onderwerp van het schilderij al was ontgaan, dan maakt het opschrift boven de haard het hem wel duidelijk: MARIA HEEFT WTVERCOREN / DAT BESTE DEEL. LVCAS. X.
Joachim Beuckelaer, Keukenstuk met bezoek van Jezus aan Maria en Martha, 1570: olieverf op paneel: 175,5 x 215,5 cm.,
Museum voor Schone Kunsten, Gent
Op de voorgrond van het schilderij van Joachim Beuckelaer zijn twee vrouwen bezig met kippen. De vrouw links houdt een haardspies in de hand en in de andere een kip. Zij staat klaar om het geslachte dier aan de spies te rijgen. De vrouw rechts plukt een haan. Tussen de vrouwen ligt een groot stuk vlees in een aardenwerken bak en rechts op de tafel ligt nog meer gevogelte; we herkennen een snip, een eend en een duif. Boven de tafel hangt een pauw aan een plafondbalk. Tussen de twee vrouwen en de tinnen tafelborden liggen heel wat geopende mosselschelpen op de vloertegels.
Rechts op het detail van het schilderij van Beuckelaer in Gent zijn twee keukenmeiden in een pot boven het haardvuur bezig met de voorbereidingen van de maaltijd. Petrus(?) zet in de keuken een kruik aan de mond.
In het doorkijkje naar de woonkamer van het huis heeft Martha haar werkzaamheden in de keuken even gestaakt en verschijnt voor Jezus en wijst met haar hand beschuldigend op haar zus.
Joachim Beuckelear, detail schilderij in Gent
Martha beklaagt zich bij Jezus over het gedrag van Maria: “Heer is het u onverschillig, dat mijn zuster mij alleen laat bedienen? Zeg haar dus dat zij mij helpt.” Jezus reageert met een weids gebaar: “Martha, Martha, over veel zijt gij bezorgd en bekommerd. Slechts één ding is noodzakelijk. Maria heeft het beste deel gekozen dat haar niet worden ontnomen.” (Lucas 10: 38-42)
Maria staat voor het contemplatieve leven. Zij zit aan de voeten van Jezus en toont voorkeur te hebben voor de verkondiging van het woord van God. Martha houdt zich bezig met aardse zaken en staat voor het actieve leven. (Zie vrijwel alle behandelde theologen in Deel I)
Het keukenstuk, het zinnelijke genot en de seksuele moraal
Het is natuurlijk niet zo dat de moraal van de keukenstukken uitsluitend was gericht op waarschuwingen tegen een al te grote zorg voor de inwendige mens. Het najagen van allerlei soorten aardse pleziertjes diende aan banden te worden gelegd. We zagen al enige aanwijzingen dat de moraal van keukenstukken was gericht op een losbandig seksueel leven.
Een enkele keer ontdekken we op keukenstukken in de achtergrond een voorstelling van Jezus en de overspelige vrouw. De vrouw was betrapt op overspel en werd door de Farizeeën naar Jezus gebracht. Volgens de Joodse wet moest een vrouw die op overspel was betrapt gestenigd worden. De Romeinen hadden de Joden echter het recht om de doodstraf uit te voeren ontnomen. De Farizeeën wilden Jezus tot een keuze dwingen. Hoe moest volgens Jezus de vrouw worden gestraft? Moest de Joodse wet worden toegepast of de Romeinse wet waarin geen straf voor overspel was opgenomen? Met de vinger schreef Jezus op de grond en zei tegen hen: ‘Wie van u zonder zonde is, laat die als eerste een steen naar haar werpen.’ De Farizeeën dropen daarop af waarop Jezus tegen de vrouw zegt: “Ga heen, en zondig voortaan niet meer. Het is duidelijk dat Jezus overspel niet tolereert maar dat hij de schijnheilige Farizeeën niet de aangewezen personen vond om daarover te oordelen. (Johannes 8: 2-11)
Pieter Aertsen, Keukenstuk met Jezus en de overspelige vrouw,
olieverf op doek: 122 x 180 cm., 1570, National Museum, Stockholm, Zweden
Het staat vast dat het keukenstuk met in de achtergrond een voorstelling van Jezus en de overspelige vrouw van Pieter Aertsen een waarschuwing inhield tegen het najagen van seksueel genot. In de achtergrond van het schilderij heeft Jezus de berispende woorden tot de Farizeeën op de grond geschreven. In de rechter bovenhoek druipt een aantal van hen al af.
Joachim Wttewael, de Keukenmeid met Jezus' bezoek aan Maria en Martha, 1620-1625, Centraal Museum
De Keukenmeid in het Centraal Museum van Joachim Wttewael lijkt een voorganger te hebben in het keukenstuk van de Antwerpse kunstenaar Joachim Beuckelaer (ca. 1533-1573).
Joachim Beuckelaer, Keukenstuk met Jezus en Maria en Martha,
olieverf op paneel: 113 x 163 cm., 1565,
Koninklijk Musea voor Schone Kunsten, Brussel
Hoewel de compositie duidelijk anders is, vertonen de twee schilderijen in Utrecht en Brussel toch enkele opvallende overeenkomsten. Het grote stuk vlees dat op beide schilderijen links op de voorgrond ligt is vrijwel identiek. Op beide schilderijen neemt de vrouw die gevogelte aan een haardspies rijgt een belangrijke plaats in, zij het dat de vrouw op het schilderij van Beuckelaer iets minder nadrukkelijk op de voorgrond treedt, zij staat rechts voor de haard.
Het motief van een vrouw die gevogelte aan een spies rijgt zagen we al eerder op het anonieme keukenstuk met de gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus en op het schilderij van Joachim Beuckelaer in het Museum voor Schone Kunsten in Gent (zie beide hierboven).
Er werd al op gewezen dat keukenstukken de beschouwer er niet alleen op moesten wijzen dat hij er goed aan deed minder aandacht te besteden aan de zorg voor de inwendige mens. De moraal van dit soort schilderijen kon ook betrekking hebben op alle aardse geneugten, ook de seksuele. We zullen zien dat we in de grote stukken vlees een toespeling mogen vermoeden op het vleselijk genot; op ‘de zonde des vlezes’ zoals Augustinus dat als eerste typeerde.
De keukenmeid van Beuckelaar op het schilderij in Brussel staat bij de haard en heeft een haardspies in een flink stuk vlees gestoken. Zij staat op het punt hetzelfde te doen met de geplukte kip die zij bij de poten vasthoudt. De vrouw op de voorgrond is nog een vogel aan het plukken die vast ook aan de spies zal worden geregen.
Toen ik op internet zocht ‘aan het spit rijgen’ kreeg ik de betekenis: ‘copuleren, geslachtsgemeenschap hebben (vanuit het standpunt van de man): Hij heeft haar aan het spit geregen’. Mogelijk dat Joachim Wttewael en vele andere schilders die een vrouw op een keukenstuk gevogelte aan een spit laten rijgen, hebben willen zinspelen op de verschillende betekenissen van voluptas carnis, de begeerte van het vlees, de vleselijke lust.
In dit verband moeten we ook denken aan de betekenis van het werkwoord ‘veugelen’ of ‘vogelen’ dat in de zestiende en zeventiende eeuw synoniem was voor copuleren. Nog steeds kan het werkwoord ‘geslachtsgemeenschap hebben’ betekenen. Het aan een haardspies rijgen van vogels kan worden opgevat als metafoor van de geslachtsdaad.
Pieter Aertsen, Keukenmeid rijgt gevogelte op een haardspies, olieverf op paneel: 165x85 cm., 1559, Musei di Strada Nuova/Palazzo Bianco, Genua. Italië
De zinnelijke connotatie van het schilderij lijkt weinig aan de verbeelding over te laten. De vrouw rijgt gevogelte aan een braadspit. We hebben al gezien dat deze handeling kan worden opgevat als een metafoor van de geslachtsdaad. Om het lichamelijk genot te accentueren heeft Beuckelaer een aantal open oesterschelpen op de tegelvloer van de keuken geschilderd. Behalve als lekkernij stond de oester in de zeventiende eeuw - en nu nog steeds - wel bekend als een probaat middel om de geslachtsdrift te stimuleren. Jacob Cats laat zich in een van zijn emblemen misprijzend uit over wat hij 'minnekruiden' noemt, waartoe hij ook, zoals hij het noemt, het 'siltigh oestersap' rekent. De woorden ‘oester’ en ‘mossel’ kunnen verwijzen naar het vrouwelijk geslachtsdeel. De geopende schelp kan verwijzen naar … enfin u begrijpt het vast wel!
Detail Pieter Aertsen, slagerij met de vlucht naar Egypte
Ook op het hierboven al besproken schilderij de slagerij met de vlucht naar Egypte wordt het vlees dat overdadig op de voorgrond van het hele schilderij ligt uitgestald in verband gebracht met seksuele lust. De boodschap wordt versterkt door de vele open oester- en mosselschelpen die rondom de bukkende man op de voorgrond van dit detail liggen uitgestald. De open mosselschelepen zagen we ook al op de vloertegels van het schilderij van Joachim Beuckelaer op het keukenstuk in Gent. In de zestiende en de zeventiende eeuw was het zeker niet de gewoonte om die schelpen zomaar op de grond te laten liggen. Het ogenschijnlijke realisme is slechts schijn; de schelpen verwijzen naar een diepere betekenis.
Joachim Beuckelaer, Keukenstuk met bordeelscène, olieverf op paneel:
131 x 175 cm., 1563, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen
Rondom de tafel op de voorgrond wordt een man omringd door drie vrouwen en een kindje dat bij moeder op schoot zit. Links staat een vierde vrouw die een kip aan een haardspies rijgt. Voor haar ligt nog een flink stuk vlees klaar om zo dadelijk aangepakt te worden.
De man legt zijn rechterhand op de schouder van een vrouw en de andere hand op het bovenbeen van een andere vrouw. Het ongegeneerde gedrag van de man en de dames die hem omringen waren indertijd al meer dan voldoende om in de voorstelling een bordeelscène te herkennen. De vrouw die de man een glas wijn aanbiedt komt vaak voor in bordeelscènes. Een en ander wordt op het schilderij binnen de context van een bordeelscène in verband gebracht met nog meer gedrag dat in een kwalijk daglicht werd geplaatst. In de rechter benedenhoek zet een vrouw de wijnkruik aan de mond. Ook haar kindje lijkt meer interesse te hebben in hetgeen zijn moeder drinkt dan in de kom met pap die op de stoel staat.
Uit een schilderij (ca. 1668-‘70) van Jan Steen in het Mauritshuis spreekt een soortgelijke intentie: ‘Soo voer gesongen, soo na gepepen’ lezen we op het papiertje dat een oude vrouw voor zich houdt: ‘Zoals de ouden zingen, piepen de jongen’ oftewel: ‘Jong geleerd, oud gedaan’.
Joachim Wttewael, de Keukenmeid met Jezus’ bezoek aan Maria en Martha, olieverf op doek: 100,5 x 131 cm., 1620-1625, Centraal Museum, Utrecht
Detail de Keukenmeid, Joachim Wttewael
De keukenmeid op het schilderij van Joachim Wttewael zou best wel eens helemaal geen keukenmeid kunnen zijn! In het Nederland van de zestiende en zeventiende eeuw zijn heel wat keukenmeiden geschilderd. We zagen er in dit artikel al velen. Deze dames worden nooit in dergelijke chique kleding voorgesteld als ‘de keukenmeid’ draagt op het schilderij in het Centraal Museum. Zij dragen altijd soortgelijke kleding als die waarmee Martha als hardwerkende vrouw in de keuken wordt getypeerd. Op het schilderij in Utrecht onderscheidt de vrouw op de voorgrond zich nadrukkelijk met haar kleding van Martha in de achtergrond. Zo draagt zij een kraag en geen schort! Daar komt nog eens de directe blik van verstandhouding bij van de vrouw met de toeschouwer. Dit zou erop kunnen wijzen dat we met een portret te maken hebben. De betekenis van het schilderij zou dan kunnen zijn dat de onbekende jongedame zich heeft laten portretteren als iemand die zich bewust is van het feit dat ook zij nog teveel op aardse zaken, de geneugten van het leven is gericht. De moraal van het Bijbelverhaal kan haar op het juiste pad brengen. Een dergelijke openbare blijk van besef van eigen zonde kwam in die tijd vaak voor.
In het volgende artikel zal worden toegewerkt naar de betekenis en symboliek van het schilderij van Johannes Spilberg. Dat schilderij was indertijd het uitgangspunt van mijn scriptie als student kunstgeschiedenis.
In de keukenstukken was het thema van het bezoek van Jezus aan het huis van Maria en Martha naar de achtergrond verdreven. Er zijn in de zestiende en zeventiende eeuw in de Nederlanden ook heel wat schilderijen vervaardigd die het thema prominent op de voorgrond afbeelden. We beperken ons in het derde en laatste artikel van deze reeks tot enkele schilderijen die in die tijd in de Nederlanden zijn vervaardigd om het schilderij van Johannes Spilberg in de beeldtraditie te plaatsen waarin het is vervaardigd.
Gebruikte literatuur
Eddy de Jongh, Erotica in vogelperspectief. De dubbelzinnigheid van een reeks zeventiende eeuwse genrevoorstellingen, Simiolus 3, 1968-9, 22-74
*P.K.F. Moxey, Erasmus and the iconografphy of Pieter Aertsen’s Christ in the House of Martha en Mary in the Boijmans Van Beuningen Museum, Journal of the Warburg Courtault institutes, Londen, 34, 1971, p. 335-336
J.A. Emmens, 'Eins aber ist nötig’– Zu Inhalt und Bedeutung von Markt- und Küchenstücken des 16. Jahrhunderts, Album Amicorum J.G. van Gelder, Den Haag 1973, p.93-101
P.K.F. Moxey, Pieter Aertsen, Joachim Beuckelaer, and the Rising of Secular Painting in the Context of Reformation, Chicago 1974
Eddy de Jongh e.a., tentoonstellingscatalogus bij tentoonstelling Tot lering en vermaak. Betekenissen van Hollandse genrevoorstellingen uit de zeventiende eeuw, Amsterdam Rijksmuseum, Amsterdam, 1976
Tentoonstellingscatalogus bij tentoonstelling Joachim Beuckelaer, het markt en keukenstuk in de Nederlanden 1550-1650, Inleiding Paul Verbraken, Museum voor Schone kunsten Gent, 1986-1987
D. Hammer-Tugendhat, Disturbances in the Art of the Early Modern Netherlands and the Formation of the Subject in Pieter Aertsen's "Christ at the House of Martha and Mary, American Imago 57/4, 2000, p. 387-402
Comments