Over een artistieke stellingname in een godsdienst- en vrijheidsoorlog
Pieter Bruegel de Oude, detail van De volkstelling in Bethlehem, 1566
Inleiding
Het is een mooie traditie aan het worden dat Jantje en ik samen met een goede vriendin op de eerste dag van het nieuwe jaar voor de lunch bij elkaar komen … ‘om het af te leren’! Het liep al tegen borreltijd toen wij ons voornamen om het daarna, wat het overvloedige eten en de wijn betreft, wat rustiger aan te doen.
In ongeveer dezelfde tijd als ik heeft onze vriendin kunstgeschiedenis gestudeerd. Waarmee ik maar wil zeggen dat zij recht van spreken heeft wanneer wij het over kunsthistorische aangelegenheden hebben … en dat gebeurt nog al eens tijdens onze samenkomsten. Zo ook tijdens onze nieuwjaarslunch. Zij begon over het laatste artikel op Kunstblikken en liet merken dat ze het wel erg beschrijvend vond en dat het te weinig ging over de betekenis en symboliek van de kunst. Ik hield haar voor dat het beschrijven van een kunstwerk ook een belangrijke taak is voor kunsthistorici en dat mijn grote belangstelling voor vrijwel alleen de symboliek en betekenis een modernere insteek is. Juist in de tijd dat wij studeerden ging onze belangstelling zowel bij onze docenten als bij ons en onze medestudenten, vooral uit naar de betekenis die een kunstwerk had in de tijd dat het was vervaardigd. Vóór die tijd was de aandacht daarvoor onder kunsthistorici een ondergeschoven kindje. Tegenwoordig zien we dat de beschrijving van de kunst én de aandacht voor de betekenis en de symboliek van een kunstwerk vaak samengaan. Ik vertelde haar dat mijn grote belangstelling voor de betekenis en symboliek van een kunstwerk zeker niet minder is geworden. Het was mij echter opgevallen dat de schilderijen van Pieter Bruegel de Oude en Peter Paul Rubens met de kindermoord te Bethlehem zo doordrongen waren van menselijke hartstocht dat ik daarover wel moest schrijven … en inderdaad: dat deed ik vrijwel zonder er verder een diepere betekenis aan te verbinden.
Ik wist echter heus wel dat Bruegel aan sommige schilderijen een verholen eigentijdse betekenis had gegeven, dat de kunstenaar met een aantal schilderijen stelling heeft genomen in de godsdienstoorlog en de vrijheidsstrijd met Spanje. Pas toen ik begon te vertellen over de nauwelijks verhullende toespelingen die Bruegel zou hebben gemaakt op de politieke onrust van zijn eigen tijd en de toenemende Spaanse druk had ik haar aandacht en na afloop zei ze: “schríjf daar dan over!”
Toen wij alweer een enkele week geleden door België toerden zagen we in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Brussel het schilderij De volkstelling in Bethlehem (1566) van Pieter Bruegel de Oude. Toen ik het bijschrift bij het schilderij las moest ik denken aan het gesprek met onze vriendin en besloot om het eerste artikel van dit jaar te schrijven als een soort aanvulling of een vervolg op het laatste artikel van 2023. Ik ontkom er daarbij niet aan ook een beschrijving van de schilderijen te geven; het werk van Bruegel schreeuwt daar domweg om!
Bij aanvang van dit artikel moet ik u er op wijzen dat die politieke lading in sommige schilderijen van Bruegel niet door iedereen volledig wordt gedeeld. De aanhangers van die politieke duiding in die schilderijen zouden teveel van aannames uitgaan. Daarentegen wordt er de laatste tijd zoveel en naar mijn gevoel zo overtuigend over geschreven dat ik het niet kan laten om daar een keer aandacht aan te besteden. Tevens probeer ik in dit artikel een kleine bijdrage te leveren aan de gedachten dat er een politieke stellingname en/of commentaar spreekt uit een aantal schilderijen van Bruegel én dat die gedachte niet louter op aannames berust.
Pieter Bruegel de Oude (1525/’30 – 1569)
In de tijd dat Pieter Bruegel de Oude zijn opleiding tot kunstenaar afrondde was het nog niet erg gebruikelijk om een studiereis naar Italië te maken, maar híj deed het en vertrok in 1552 uit Antwerpen. Na een aantal vooraanstaande kunststeden te hebben bezocht verbleef hij in 1553 en 1554 in Rome. In 1554 was hij een aantal maanden in Venetië en keerde daarop terug naar Antwerpen. Ondanks het feit dat hij in humanistische kringen verkeerde lijkt de invloed van de Italiaanse kunst op zijn schilderijen gering. In zijn prenten is die invloed veel duidelijker aanwijsbaar.
Bruegel maakte in Antwerpen vooral faam met zijn landschappen en het dagelijkse leven op het platteland, het leven van de boeren. Tegenwoordig wordt vrij algemeen aangenomen dat Bruegel erg begaan was met het armoedige en harde bestaan van de plattelandsbevolking.
In 1563 verhuisde de kunstenaar ‘vanwege de liefde’ vermeldt Karel van Mander naar Brussel. Het zal ook wel de vermogende en invloedrijke clientèle zijn geweest die hem deden besluiten naar Brussel te trekken. Voor een goed begrip van de schilderijen die in dit artikel worden behandeld is het van belang in vogelvlucht iets te schrijven over de politieke situatie in de Spaanse Nederlanden in de tijd van Pieter Bruegel de Oude.
De politieke situatie in de Spaanse of Habsburgse Nederlanden
Het was zeker geen rustige tijd toen Pieter Bruegel in 1554 vanuit Italië terugkeerde naar Antwerpen. In 1555 was Filips II van Habsburg zijn vader Karel V (1500-1555) opgevolgd als koning van Spanje. Al vlug na zijn aantreden lag men in de Spaanse Nederlanden op ramkoers met de nieuwe koning. Die ontpopte zich vrijwel direct na zijn aantreden als een fanatiek verdediger van de katholieke leer tegen die van het protestantisme. Hij zag zichzelf als de door God uitverkozen leider van de Contrareformatie (startdatum: 1545). Hij beschouwde het als een Goddelijke opdracht om de hegemonie van de Rooms Katholieke Kerk te herstellen en het rooms-katholicisme te laten zegevieren. Uit veel berichten uit zijn tijd kunnen we naar mijn gevoel vaststellen dat Filips II aan een vorm van godsdienstwaanzin leed.
Het protestantisme had vooral in Vlaanderen en ook in Zeeland en Holland en in de Noordelijke Nederlanden een grote en fanatieke aanhang. De organisatoren van de massaal bezochte hagenpreken en de toehoorders, die onder andere werden aangespoord tot de Beeldenstorm en ook de daadwerkelijke deelnemers aan de Beeldenstorm moesten worden gestraft. De katholieke koning is woedend over de vernielingen die de protestanten hebben aangericht in katholieke heiligdommen. In 1566 stuurt hij een van zijn meest krachtdadige onderdanen naar het noorden: Fernando Alvarez de Toledo, beter bekend als de Hertog van Alva (1507-1582). Hij moest orde op zaken stellen. Alva kreeg een groot leger mee waarover hij onbeperkte bevoegdheden had. In 1567 kwam hij met zijn leger aan in Brussel.
De hertog maakte vrijwel direct duidelijk met welke opdracht hij naar het noorden was afgereisd. Hij stelde in september 1567 de zogenaamde Raad van Beroerten in. De mensen die hadden deelgenomen aan de hagenpreken en de beeldenstormers werden massaal opgepakt. Zij werden op gruwelijke wijze verhoord en belandden op het schavot of op de brandstapel.
Vanwege de onmenselijke vervolgingen van de protestanten keerden ook veel katholieken zich tegen de verhoogde Spaanse repressie onder Alva. Toen de landvoogdes Margaretha van Parma zich in 1567 uit protest tegen het niets en niemand ontziende optreden van Alva had teruggetrokken werd de hertog tot landvoogd benoemd.
Alva had ook de opdracht gekregen om de Spaanse Nederlanden bestuurlijk te hervormen. Het streven was vooral de macht van de adel en van de gewesten in te perken. Daarbij kwamen ook nog eens de nieuwe belastingmaatregelen. Vooral de invoering van de tiende penning (heffing van 10% over de verkoop van alle roerende zaken) raakte niet alleen de handel in de steden, maar ook op het platteland werd de druk sterk gevoeld. Er dreigde een massale opstand tegen het Spaanse bewind.
De vooraanstaande edellieden Egmont en Hoorne zijn de bekendste slachtoffers van de gewelddadige onderdrukking in de Spaanse Nederlanden onder Alva. Zij hadden zich openlijk tegen het Spaanse beleid van het terugdringen van de macht van de adel en de gewesten gekeerd. Alva laat hen gevangen zetten. Ze worden beschuldigd van verraad en op 5 juni 1568 op bevel van Alva op de Grote Markt van Brussel publiekelijk onthoofd en hun volledige bezit werd verbeurd verklaard. Ook het bezit van de edellieden die lieten merken het niet eens te zijn met het vonnis werd zonder pardon geconfisqueerd. Hoewel het al enige tijd in de lucht hing was de executie van de graven de definitieve aanzet voor de Nederlandse opstand tegen Spanje, de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648).
Niet alleen onder de protestanten, maar ook bij katholieke handelslieden, intellectuelen, schrijvers en politici die zich in woord en daad verzetten tegen het Spaanse bewind werd de onderdrukking gevoeld. Daarnaast leed ook de plattelandsbevolking onder de druk en het wrede geweld van het Spaanse leger. Terwijl Spaanse soldaten het platteland afstruinden op zoek naar vee om te slachten, leefden de mensen juist daar in bittere armoede en hongersnood. Verzet tegen de Spaanse plunderingen leidde tot moordpartijen en brandstichting.
De Kindermoord in Bethlehem: een aanklacht tegen de Spaanse wreedheden in de Nederlanden
Het schilderij De Kindermoord in Bethlehem werd in het artikel over de moordpartij in Bethlehem al besproken. Zoals werd opgemerkt werd daarbij geen aandacht besteed aan de politieke lading die Pieter Bruegel aan het schilderij heeft gegeven.
Kopie naar Pieter Bruegel de Oude door Pieter Breughel de Jonge, Kindermoord te Bethlehem, olieverf op paneel: 116 x 160 cm., Kunsthistorisches Museum, Wenen
Te oordelen naar het aantal nog bestaande kopieën moet het schilderij De Kindermoord te Bethlehem van Pieter Bruegel de Oude veel succes hebben gekend. Er zijn maar liefst nog veertien kopieën bewaard gebleven waarvan zeker drie gesigneerde exemplaren die werden vervaardigd door zijn oudste zoon Pieter Breughel de Jonge (1564-1638).
Door de grote gelijkenis van de kopieën met het origineel heb ik in het artikel van 28 december jl. over de moord op de onschuldige kinderen in Bethlehem een storende fout gemaakt. De afbeelding én de daarbij behorende beschrijving betroffen de kopie van het schilderij die in het Kunsthistorisches Museum in Wenen wordt bewaard en dus niet het origineel dat zich in de Koninklijke Collectie in het Hampton Court Palace bevindt! De fout in dat artikel is inmiddels rechtgezet. De originele versie wordt hieronder behandeld.
Pieter Bruegel de Oude, Kindermoord te Bethlehem, olieverf op paneel: 109,2 x 154,9 cm.,1567, Royal Collection, Hampton Court, Engeland
Zoals Pieter Bruegel de Oude (ca. 1564-1567) vaak deed heeft hij ook het thema van de kindermoord in Bethlehem weergegeven als een eigentijdse gebeurtenis. Evenals op het schilderij in Wenen zien we op het schilderij in de Koninklijke collectie van Engeland een door sneeuw en ijs overdekt Brabants dorp waar een grote legermacht is binnen gevallen.
Wanneer we het originele schilderij in de Koninklijke Collectie van Engeland vergelijken met de kopie in Wenen dan vallen de overeenkomsten direct in het oog. Wanneer we goed in detail kijken valt echter op dat het schilderij in Engeland nog veel eigentijdser is dan de kopie in Wenen. We zullen namelijk zien dat de voorgestelde gebeurtenis niet alleen als eigentijds zal zijn opgevat door het herkenbare dorpje, de sneeuw, het ijs, het landschap en de huizen, maar dat ook de manier waarop het thema wordt voorgesteld duidelijke overeenkomsten vertoont met historische gebeurtenissen uit de tijd van Bruegel. Het lijkt er sterk op dat Pieter Bruegel de Oude met het schilderij stelling neemt in het conflict met Spanje!
Op het middenplan van het schilderij staat een flinke groep ruiters opgesteld. De groep wordt voorafgegaan door een man die zich met zijn zwarte mantel duidelijk onderscheidt van de soldaten met hun glanzende grijze harnassen. Het is Alva!
Links: Portret van Ferdinand Alvarez de Toledo, hertog van Alva. Om de hals draagt de hertog een ketting met het embleem van de Orde van het Gulden Vlies. Onder het portret treffen we zijn naam, zijn titel en zijn familiewapen aan.
Wanneer we de gravure van het portret van Alva vergelijken met de voorstelling van de legeraanvoerder die op het schilderij met zijn manschappen het dorpje binnentrekt, valt vooral de kenmerkende baard van de hertog op die onder de kin in twee punten spits uitloopt.
Toen Alva met zijn grote legermacht in Brussel arriveerde woonde Pieter Bruegel al een klein jaartje in de stad. Hij moet de intocht van Alva dus hebben meegemaakt. Het kan haast niet anders dat die indrukwekkende stoet van 10.000 soldaten die de hertog van Filips II had meegekregen door zijn hoofd speelde toen hij de legermacht op het dorpsplein schilderde.
‘Duc d’Albens aencomste in Neder-landt / ende binnen Brussel / Anno 1567’: De hertog van Alva in Nederland / en in Brussel, gravure uit De Nassausche Oorloghen van Willem Baudartius
Alva arriveert met zijn leger bij de poort van Brussel, naar een prent van Frans Hogenberg uit 1567-‘70, Rijksmuseum Amsterdam.
Onder de ruiter in het midden lezen we op de prent in het Rijksmuseum: ‘Hertzog van Alba’. Het is dus Alva die een wijde mantel draagt die sterk overeenkomt met de mantel die de legeraanvoerder draagt op het schilderij van Bruegel. De legermacht op het schilderij is opgesteld op een soortgelijke manier als aan de achterkant van de stoet en rechts achter in het landschap op de twee prenten.
De voorstelling van de soldaten op het dorpsplein laat zien dat er geen sprake is van Romeinse soldaten die, naar het Bijbelse verhaal van Herodes opdracht hadden om de jongens onder de twee jaar in Bethlehem te doden. Daar komt nog bij dat is vastgesteld dat de soldaten op het schilderij van Bruegel zijn gehuld in harnassen die zijn gemodelleerd naar de harnassen van de Spaanse troepen die worden aangestuurd door hun Spaanse bevelhebber Alva.
Er kan dus worden geconcludeerd dat op het schilderij niet de Romeinse soldaten van Herodes het dorp binnenvallen, maar de Spaanse soldaten onder leiding van Alva. Het brute optreden van de Romeinse soldaten in Bethlehem werd door Pieter Bruegel de oude geactualiseerd en in zijn eigen tijd geplaatst naar een voor de mensen in die tijd herkenbaar eigentijds dorpje.
De titel van het schilderij van Bruegel verwijst natuurlijk naar de kindermoord in Bethlehem en natuurlijk worden er daarom op het schilderij deuren van de bewoners ingetrapt, kinderen ruw uit hun huizen gesleurd en worden ze uit de handen van hun moeders gerukt om te worden gedood. Maar meer nog dan dat zien we dat de soldaten op zoek zijn naar eten! Dat was in de tijd van Bruegel de harde realiteit. De kunstenaar zinspeelt op de Spaanse soldaten die het vooral hebben gemunt op het schamele beetje eten dat de uitgehongerde bevolking op het platteland nog ter beschikking heeft. Hij verwijst daarmee naar het historische feit dat de Spaanse soldaten dat ook daadwerkelijk deden en niet naar de soldaten van Herodes. Over eventuele plunderingen van Romeinse soldaten vertelt de Bijbel niets!
We zullen hieronder zien dat Bruegel met veel details op het schilderij verwijst naar de Spaanse soldaten die het vee van de mensen stelen.
Links worden de kinderen door de soldaten uit de huizen gehaald en rechts gaat een soldaat er met een gans vandoor. De soldaat trekt dreigend zijn zwaard om de man en de vrouw die hun dier terug willen tot kalmte te manen.
Een soldaat staat op het punt om een bok af te maken. De vrouw rechts probeert de man van zijn daad af te houden en de man op de voorgrond lijkt de soldaat op het paard te smeken het weinige voedsel dat hij nog heeft te mogen behouden.
Een vrouw smeekt de soldaat om de zak met graan niet van haar weg te nemen.
Links wordt een varken door een soldaat afgemaakt en in het midden wordt gevochten om een wijnkruik. Rechts hiervan zit een fraai uitgedoste ruiter op zijn paard. Het lijkt erop dat hij door het volk wordt belaagd.
Op de borst van die man te paard wordt in de literatuur het wapen van de koning van Jeruzalem herkend. Vanaf 1556 tot aan zijn dood droeg Filips II de titel ‘Koning van Jeruzalem’ (titulair).
De fraai uitgedoste jongeman op zijn witte paard wordt met het heraldische wapen dat hij draagt opgevoerd als boodschapper of vertegenwoordiger van de Spaanse koning in wiens naam al deze ellende over het dorp komt. De bewoners van het dorp omringen zijn paard en smeken hem in naam van de koning bevel te geven het brute optreden van de soldaten te laten ophouden. De boosdoener Filips II, de koning van Jeruzalem als eigentijdse koning Herodes!
De volkstelling in Bethlehem: een protest tegen het belastingregime in de Spaanse Nederlanden
In het tweede hoofdstuk van het Lucasevangelie wordt verteld dat in de dagen dat Maria zwanger was er bericht kwam uit Rome. Keizer Augustus wilde alle mensen in zijn grote rijk laten registreren. Iedereen moest daarvoor naar de stad van zijn geboorte om zich te laten inschrijven. Jozef, die uit het huis van David stamt, vertrekt samen met de zwangere Maria vanuit zijn woonplaats Nazareth naar Bethlehem, de stad van koning David. (Lukas 2: 1-5)
Volkstellingen kwamen in die tijd wel vaker voor. Ze werden uitgeschreven om, in dit geval de Romeinse keizer inzicht te verschaffen over het aantal inwoners in zijn onmetelijke rijk en over de samenstelling van de bevolking in de verschillende gebieden. Met die gegevens kon bijvoorbeeld worden vastgesteld hoeveel belasting er in een bepaald gebied kon worden opgelegd en hoeveel mannen er voor de militaire dienst konden worden opgeroepen.
Volgens de Christelijke kalender is Jezus geboren in het hartje van de winter. Het is daarom niet vreemd dat Pieter Bruegel taferelen rondom de geboorte van Jezus in de winter laat afspelen. Net als de moord op de kinderen in Bethlehem neemt de kunstenaar ons ook op het schilderij met de volkstelling niet mee naar het Bijbelse Bethlehem, maar naar een Brabants dorpje in de winter.
Pieter Bruegel de Oude, Volkstelling te Bethlehem / Maria en Jozef komen aan in Bethlehem, olieverf op paneel: 115,6 x 163,5 cm., 1566, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Brussel
In de inleiding op dit artikel zagen we al dat in de tijd dat Bruegel terugkwam uit Italië hij zich vooral toelegde op het schilderen van landschappen en het dagelijkse leven op het platteland. Een schitterend resultaat daarvan zien we op dit schilderij met een besneeuwd landschap en een bevroren rivier met aan de oevers een aantal boerenwoningen. De grijze lucht lijkt te voorspellen dat er nog meer sneeuw zal vallen.
Bij het bekijken van het schilderij met de volkstelling in Bethlehem voelen we mee met de kou van de mensen. Nog veel duidelijker dan op het schilderij met de kindermoord in Bethlehem zien we op het schilderij met de volkstelling een Brabants gehucht waar de bevolking bezig is met dagelijkse winterse activiteiten. We komen ogen tekort. Wanneer we de tijd nemen vallen de schitterende beelden op van het leven van mensen in de winter op het platteland op het einde van de middeleeuwen! Een paar sfeerimpressies van hun gedoe.
Detail van de Volkstelling van Pieter Bruegel de Oude
Indrukwekkend is de manier waarop de rode ondergaande zon nog achter de takken van de boom is te zien, maar elk moment onder de
horizon kan verdwijnen. Tegen het licht van de zon in brengen de donkere silhouetten van de mensen leven in het landschap.
Nu de rivieren en beekjes bevroren zijn nemen marskramers de snellere weg over het ijs. In het dorp aangekomen zullen zij hun koopwaar aan de man proberen te brengen.
detail Pieter Bruegel de Oude, Volkstelling te Bethlehem, 1566
Het is koud! IJspegels hangen onder het grote besneeuwde dak rechts.
Links, vóór het gebouw met de trapgevel branden vuren hoog op boven de hoofden van de mensen die zich eraan warmen. In het midden van het detail schenkt een vrouw van Herberg de Zwaan, Het Zwaantje of iets dergelijks (zie de zwaan op het uithangbord) hete drank uit.
Op de voorgrond houden jongelui zich warm met het gooien van sneeuwballen en door elkaar in te wrijven met sneeuw. Het gebukte jochie links verzamelt wat munitie in een rieten mandje. Hij kan er dadelijk flink op los gooien.
Onder het uithangbord van de herberg zitten een paar mensen bij elkaar. Wanneer we goed kijken bevinden zich ook gasten ín de holle boom. De mensen links van de ingang van de holle boom lijken hun handen te warmen boven een houten ton waarin ongetwijfeld in een ijzeren bak een vuurtje brandt. Op de ton wordt vast een poging gedaan de drank in een aardewerken kruik warm te houden. Wellicht heeft men de houten deksel vervangen door een ijzeren plaat, dat zou een en ander iets logischer maken. Toen ik het schilderij onlangs, naar mijn gevoel grondig bekeek heb ik daar niet op gelet.
Detail van de linker benedenhoek van de Volkstelling te Bethlehem, Pieter Bruegel de Oude, 1566
In de wintermaanden worden traditioneel de vetgemeste dieren geslacht. Links op de voorgrond van het schilderij heeft de man in het groen een varken gekeeld en een vrouw houdt een pan naast de nek van het dier om het bloed in op te vangen. Daar kan bloedworst van worden gemaakt. Kinderen kijken nieuwsgierig toe en lijken niets te willen missen van het spektakel. Het jongetje met de rode muts blaast de blaas van het varken op; een gebruik dat ik mij uit mijn jeugd nog wel kan herinneren. Opgeblazen en daarna gedroogd kon je er min of meer mee voetballen. Links op het detail van het schilderij houdt een vrouw haar schreeuwend varken aan de oren in toom. Het dier zal dadelijk aan de beurt komen.
IJspret! Op het bevroren water in de rechter benedenhoek van het schilderij wordt gesleed, getold, en geschaatst. Links hurkt een man in de sneeuw aan de oever van het bevroren stroompje. Hij heeft de handschoenen uitgetrokken om zijn schaatsen onder te binden. Voor hem staat een kraaiachtige vogel met zijn poten in de sneeuw op de overkapping van een deels onderwater gelopen bootje. Het water is nu bevroren. Het dier is op zijn hoede en overziet wat er zich rondom hem allemaal afspeelt. Voor hem leert een moeder haar dochtertje schaatsen en steekt een vrouw twee stokken met pinnen in het ijs om haar sleetje enige vaart te geven … ‘priksleeën’ noemden we dat.
… Met haar fanatieke bewegingen lijkt zij te proberen de vrouw vóór haar in te halen. Het lijkt er echter op dat die zich niet zomaar gewonnen geeft!
Pieter Bruegel de Oude, Volkstelling te Bethlehem / Maria en Jozef komen aan in Bethlehem, 1566, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Brussel.
Op het schilderij van Pieter Bruegel de Oude komen Jozef en Maria dus aan op het besneeuwde dorpsplein van Bethlehem. Maar waar zien we dan de personen die bepalend zijn voor de titel van het schilderij? Ook op dit schilderij van Pieter Bruegel de Oude moeten wij even zoeken naar het onderwerp. De hoofdrolspelers van het verhaal gaan onopvallend op in het winterse tafereel in een dorpje in de Nederlanden van de zestiende eeuw.
En al was ons oog al vluchtig op de voorgrond even gevallen op die man rechts van het midden en op die vrouw op een ezel, ook dan had vast niet iedereen het onderwerp van het schilderij geraden … zeker wanneer we de titel van het schilderij op het bijschrift in het museum nog niet hadden gelezen! Maar inderdaad: te midden van de drukte op het dorpsplein loopt rechts in het midden een man met een zaag op de schouder. Achter hem loopt een ezel met een vrouw op zijn rug. Daarnaast loopt een os. Tussen de besneeuwde ossenkaren probeert de groep zich in de sneeuw een weg te banen naar de herberg.
Natuurlijk zijn het Jozef en Maria die aankomen in Bethlehem! De handboor en de kleinere zaag in het rieten mandje dat Jozef draagt bevestigen dat het om de timmerman uit Nazareth gaat.
De aanwezigheid van de os en de ezel is opmerkelijk. Uit het Lucasevangelie vernemen we niet dat de dieren waren meegegaan op de reis van Nazareth naar Bethlehem en er wordt ook niet verteld over de os en in de stal waar Jezus werd geboren. In het Proto-evangelie van Jacobus lezen we dat Maria niet hoefde te lopen; in haar positie maakt zij de tocht op een ezel. Jozef had ook zijn os meegenomen om die onderweg te kunnen verkopen. Uit de Legenda aurea vernemen we dat iedereen die zich in zijn geboorteplaats had laten registreren bij wijze van belasting en ten teken van onderwerping aan het Romeinse gezag een denarius moest betalen. Jozef had zijn os meegenomen om onderweg te verkopen. Met de opbrengst kon hij aan zijn financiële verplichtingen voldoen. Van het geld dat hij van de verkoop verwachtte over te houden, zou het gezin tijdens de reis in zijn levensonderhoud kunnen voorzien. Het lijkt er sterk op dat hij zijn dier onderweg nog niet heeft verkocht.
Ter gelegenheid van de volkstelling is de ruimte in de herberg links op de voorgrond blijkbaar ingericht als het plaatselijke belastingkantoortje. Jozef wijst Maria enthousiast op het gebouwtje. Zij zijn aangekomen bij de eindbestemming van hun reis. Zij weten natuurlijk nog niet dat zij de komende nacht niet in een herberg zullen kunnen overnachten en dat Maria gedurende die nacht zal bevallen. Zij weten ook nog niet dat zij een paar dagen later op reis moeten naar Egypte en daar een aantal jaren zullen moeten verblijven.
Voordat Jozef zich kan inschrijven en aan zijn financiële verplichtingen kan voldoen zal hij nog wel eventjes moeten wachten, er staan veel mensen voor het loketje.
Voor het kantoortje van de belastinginner heeft zich een groep mensen verzameld. De ambtenaar bevindt zich achter een vanaf de gevel uitgeklapte plank. Hij steekt zijn hand uit om het geld van de man in de groene kiel aan te nemen. Zijn gegevens worden door de voorover gebogen man aan de linker zijkant van de tafel in een boek genoteerd.
wapen van de Habsburgers
Het innen van de tienden
De door de Spaanse overheid verhoogde belastingen wogen zwaar op de bevolking. Aan de rechterkant van het venster wordt duidelijk gemaakt dat het geld niet in naam van de Romeinse overheid wordt geïnd!
In de gevel rechts aan de bovenkant van het venster van de herberg is voor deze gelegenheid een spijker in de muur geslagen om een rood bord op te hangen met een dubbele adelaar … het wapen van de Habsburgers! … en niet het wapenschild van de Romeinse keizer Augustus die de volkstelling had uitgeschreven, maar de dubbele adelaar van de Habsburgers dus! Hier wordt geld geïnd in naam van de Spaanse koning Filips II.
We moeten in de voorstelling een protest zien tegen de zware belastingen die de Spaanse overheid aan de bevolking oplegde. Vooral gedurende de koude winters van die tijd drukten de financiële verplichtingen zowel op de arme plattelandsbevolking, maar ook op de landsadel. Alle lagen van arm tot rijk werden er door getroffen en roerden zich tegen de heffingen.
Het onderwerp van de Bijbelse volkstelling werd in de tijd vóór Bruegel niet of nauwelijks afgebeeld!! Terwijl ik dit schrijf komen er bij mij in ieder geval geen oudere voorstellingen aan het thema op.
Het is tekenend voor de populariteit van het onderwerp dat er van Pieter Breughel de Jonge nog dertien kopieën bekend zijn naar het schilderij van zijn vader! De plotselinge populariteit van het onderwerp en de manier waarop Pieter Bruegel de Oude het Bijbelse thema van de volkstelling in Bethlehem actualiseerde met verholen toespelingen op de Spaanse overheid moet er wel bepalend voor zijn geweest dat het thema zich ineens in zo’n grote belangstelling mocht verheugen.
Met de voorstelling kon de bezitter van zo’n schilderij op een heimelijke en dus redelijk veilige manier zijn protest tegen het doorvoeren van de hoge belastingwetten kenbaar maken. Bruegel moest natuurlijk ook zelf oppassen niet in opspraak te geraken. Hij wist maar al te goed hoe genadeloos Alva kon optreden tegen tegenstanders van het Spaanse regime.
Het Bijbelse onderwerp zou voor de opdrachtgevers een voorwendsel zijn geweest om met verhullende toespelingen hun protest tegen de toenemende Spaanse belastingdruk binnen de eigen groep kenbaar te maken. Zij konden aan de hand van de voorstelling laten zien hoe zij over de situatie dachten. Het is bekend dat bestuurders, edelen en kooplieden zich zorgen maakten over de grote geldstromen die vanuit de Nederlanden naar de Spaanse schatkist vloeiden terwijl het land daardoor verarmde. Om te verwijzen naar de ware betekenis van het schilderij wordt het ook wel Het innen van de tienden genoemd, een verwijzing naar de invoering onder Alva van de gehate tiende penning.
Pieter Breughel de Jonge, detail van De Volkstelling te Bethlehem, kopie naar het werk van zijn vader, Museum Mayer van den Bergh, Antwerpen … Zoek de verschillen!
De prediking van Johannes de Doper, een toespeling op de hagenpreken
Pieter Bruegel de Oude, De prediking van Johannes de Doper, olieverf op paneel: 95,1 x 161,6 cm., 1566, Szépművészeti Múzeum, Museum voor Schone Kunsten, Boedapest
Het Bijbelse onderwerp van de prediking van Johannes de Doper wordt in alle vier de evangeliën verteld. Johannes de Doper had zich terugtrokken in de woestijn aan de oever van de Jordaan. Daar verkondigde hij de komst van Jezus. Hij riep de mensen op zich te bekeren ‘want het rijk der hemelen is nabij’. Zijn preken waren populair want ‘… Jeruzalem en heel Judea en ook de gehele Jordaanstreek liep uit om naar hem te komen luisteren’. Zij beleden hun zonden en lieten zich door Johannes dopen in de Jordaan. (Mattheus 3: 1-7) Op een dag behoorde ook Jezus tot de toehoorders. Johannes herkende hem tussen de menigte. Terwijl hij op Jezus wijst zei hij tegen de verzamelde menigte: “Dit is het Lam Gods dat de zonden van de wereld wegneemt. Dit is de man waarover ik sprak.” (Johannes 1: 29-30) Daarna laat Jezus zich door Johannes dopen.
Wanneer we naar het schilderij De prediking van Johannes de Doper kijken dan valt op dat de door de evangelisten beschreven woestijn wel erg vruchtbaar is! De mensenmassa is bij elkaar gekomen te midden van een aantal uit de kluiten gewassen bomen. De bodem moet dus wel erg vruchtbaar zijn. Niet direct iets wat je in de woestijn verwacht aan te treffen. We denken dan toch eerder aan een uitzichtloze zandmassa en onbegroeide rotsformaties. Het beeld van Johannes in een landschap waar het goed toeven is, was in de tijd van Bruegel niet nieuw. Wanneer we kijken naar Johannes in de Woestijn (ca. 1485) van Geertgen tot Sint Jans in de Staatliche Museen, Gemäldegalerie in Berlijn of naar het schilderij van Jheronimus Bosch Johannes in de woestijn (1489) in het Museum van Lázaro Galdiano in Madrid, dan wordt duidelijk dat het landschap op die schilderijen eerder een paradijselijk tintje heeft dan dat het ons doet denken aan een kale woestijnvlakte.
Op het schilderij van Bruegel vindt de prediking van Johannes plaats in een heuvelachtig landschap op een open plek in een bos. Op de achtergrond stroomt een rivier. Binnen het kader van het onderwerp van het schilderij mogen we daarin de Jordaan herkennen.
Opvallend is dat een groot deel van de luisterende menigte met de rug naar de toeschouwer staat. De bedoeling van de kunstenaar zal zijn geweest dat de beschouwer het gevoel overkomt dat hij deel uitmaakt van de grote menigte toehoorders die over de schouders kijkt van de mensen die voor hem staan. De kunstenaar krijgt het op deze manier voor elkaar dat degene die naar het schilderij kijkt zich lijfelijk betrokken voelt bij de voorstelling. Zo versterkt Bruegel het gevoel van de toeschouwer dat hij deel uitmaakt van een eigentijdse bijeenkomst. Daar komt nog bij dat de mensen kleren dragen uit de tijd van Bruegel. De mensen uit de tijd van Bruegel zullen daarom gemakkelijk gedacht hebben aan de eigentijdse preken die net als de preken van Johannes in de open lucht plaatsvonden en massaal werden bezocht. De vergelijking met de hagenpreken is dan vlug gemaakt.
In het standaardwerk over Pieter Bruegel de Oude merken de auteurs Philippe Roberts-Jones en Françoise Roberts-Jones-Popelier op dat het schilderij geïnspireerd is door ‘… de clandestiene preken die door de gereformeerden in die tijd in de open lucht en buiten de stadsmuren werden gehouden’.
Frans Hogenberg, Hagenpreek buiten Antwerpen, 1566, gravure vervaardigd in 1566-1570
De schrijvers verwijzen ook naar de prent van Frans Hogenberg. De tekst onder de gravure beschrijft de voorstelling: de hagenpreek op het Antwerpse platteland in juni 1566. De toren van de Antwerpse Onze-Lieve-Vrouwekerk en de tekst naast die toren laten aan duidelijkheid over de plaats van handeling niets te raden over: ‘Antw-erpe’.
De schrijvers halen ook nog de tekst aan waarin een Antwerpse stadsmagistraat de preek in juni 1566 beschrijft: ‘De dominee kwam onder begeleiding van enkele soldaten aan op de plaats die hij gedurende een vorig sermoen had genoemd. Na een tijd daar gebleven te zijn, terwijl de menigte bleef aangroeien, begaven we ons naar het struikgewas. In de vier hoeken van de open plek, werden wachters opgesteld. Op de plaats waar twee bomen elkaar bijna raakten, spreidde men enkele graszoden uit waarop de predikant plaatsnam. […] Het publiek bestond uit Fransen en Walen, waaronder ook vrouwen die hun kind de borst gaven. In totaal waren er zo’n 4 tot 5000 mensen aanwezig. Enkelen klommen zelfs in de bomen om de preek beter te kunnen volgen […], die van één tot vijf uur duurde […]. Hierna werd meegedeeld dat het sermoen de volgende zaterdag in het Vlaams zou worden gehouden.’
De beschrijving geeft ongetwijfeld een aardig beeld hoe het er bij zo’n illegale preek aan toeging. Ondanks de vier uur die de preek blijkbaar duurde worden we geïnformeerd over de grote schare toehoorders die, net als de preken van Johannes door mensen van heinde en verre werden bezocht (Mattheus 3: 5). Om zoveel mogelijk toehoorders te trekken werden de preken ook nog eens zowel in het Frans en een weekje later in het Vlaams gehouden.
Het is dus onmiskenbaar dat op de prent van Frans Hogenberg een hagenpreek is voorgesteld. Bij vergelijking met het schilderij van Pieter Bruegel de Oude vallen de overeenkomsten met de tekst van de Antwerpse stadsmagistraat op. Op beide voorstellingen zien we dat ook de adellijke en hooggeplaatste figuren de bijeenkomsten bijwonen; zij dragen wapens. Het meest duidelijk is de figuur rechts van het midden op de voorgrond, maar ook links op het schilderij draagt een aantal mannen een wapen. Hier kunnen natuurlijk ook de wachters zijn bedoeld waarvan sprake is in de tekst van de Antwerpse stadsmagistraat, maar op de prent van Frans Hogenberg zijn onmiskenbaar ook een aantal edellieden te herkennen. De plaats van de bijeenkomst is op beide kunstwerken soortgelijk: een gedeeltelijk open plek in een bos. Ondanks veel verschillen kan het niet anders of Bruegel heeft met zijn schilderij naar een hagenpreek verwezen en velen uit zijn tijd zullen dat hebben herkend.
Detail van Pieter Bruegel de Oude, De prediking van Johannes de Doper, jongens klimmen in de bomen en Johannes wijst op Jezus
Er is op het schilderij ten minste één belangrijk verschil met andere voorstellingen van een hagenpreek! Wellicht omdat Bruegel trachtte te verhullen dat hij een hagenpreek bedoelde te schilderen kiest hij er ook op dit schilderij voor om een Bijbels onderwerp als alibi te gebruiken. Hoewel Johannes niet op de voorgrond staat en enigszins opgaat in de groep van toehoorders rondom hem is het niet erg moeilijk om hem op het schilderij te herkennen. Het valt op dat vrijwel iedereen in de richting van Johannes kijkt. Omdat ons als beschouwer het gevoel overkomt deel uit te maken van de mensenmassa rondom Johannes volgen wij als vanzelf hun blikrichting en komen we bij de prediker uit. Na even zoeken herkennen we Johannes vóór de drie jongemannen die in de bomen zijn geklommen om de prediker beter te kunnen horen en zien. (zie tekst van de stadsmagistraat van Antwerpen) Johannes draagt op het schilderij ook geen eigentijdse kleding. Precies zoals Mattheus hem beschrijft draagt Johannes op het schilderij een kamelenharen mantel en een leren riem om zijn middel. (Mattheus 3: 4) Met zijn rechterhand maakt hij een spreekgebaar en met de andere hand wijst hij zijn toehoorders op de man rechts van hem. We herkennen hem aan zijn gezicht. Het is Jezus die in een blauwgrijs kleed en met zijn armen over elkaar naar de preek van Johannes luistert. Johannes wijst zijn toehoorders op Jezus en noemt hem het Lam Gods dat de zonden van de wereld wegneemt, hij is de man waarover de prediker sprak. (Johannes 1: 29-30)
Wellicht heeft de eerste eigenaar het schilderij in zijn bezit gehad om ermee iets te kunnen zeggen over zijn enthousiasme over de hagenpreken en dit te delen met gelijkgestemden. Het schilderij dateert uit 1566, het jaar waarin de Beeldenstorm, waartoe de hagenpreken opriepen, in Vlaanderen tot uitbarsting kwam. De andere twee schilderijen die in dit artikel werden behandeld dateren uit hetzelfde jaar!
Gebruikte literatuur
- Philippe Roberts-Jones en Françoise Roberts-Jones-Popelier Pieter Bruegel, Gent, 1997
- Christian Vöhringer, Pieter Bruegel, Groningen, 1999
- Wikipedia: 'Alva', 'Beeldenstom', 'Filips II van Spanje', 'Pieter Bruegel de Oude', geraadpleegd op 25 en 26 januari 2024
P.S. Begin januari heb ik u gevraagd om een vrijwillige bijdrage ten behoeve van deze blog. Al diegenen die dat de afgelopen weken hebben gedaan dank ik hartelijk voor de royale manier waarop u daaraan gevolg hebt gegeven.
Uw bijdragen betekenen niet alleen een financiële ondersteuning maar ook een blijk van waardering voor de artikelen. Zeker dat laatste geeft mij het prettige gevoel lekker bezig te zijn met deze blog.
Comments