top of page
Foto van schrijverPaul Bröker

Max Beckmann, Zelfportret met rode sjaal,

en over het wezenlijke dat voor onze ogen in feite onzichtbaar is ... en over 'je kunt niet delen wat je niet kwijt kunt'.

Max Beckmann, detail zelfportret met rode sjaal, 1917

 

Het zal u niet zijn ontgaan, de tentoonstelling Universum, Max Beckmann, tot en met 20 mei in Kunstmuseum Den Haag. U bent er wellicht al geweest en zo niet, dan gaat u er vast nog wel naar toe. Daarom kan ik mij in dit artikel concentreren op vooral kunst van Beckmann die niet op de tentoonstelling is te zien. Ik beperk mij in dit artikel zelfs slechts tot vrijwel één schilderij: een zelfportret. Naar mijn gevoel is dit schilderij hét uitgangspunt voor een goed begrip van de kunst die de kunstenaar vanaf 1915 heeft gemaakt.

 

Max Beckmann, Zelfportret met rode sjaal, olieverf op doek: 80 x 31,4 cm., 1917, Staatsgalerie Stuttgart, Duitsland 

Fotograaf Hans Möller,                              Max Beckmann, Zelfportret, 1917

portret van Max Beckmann, 1922                                          

Sammlung Classen, Lüneburg,           

Duitsland                          

                                Zelfportret met rode sjaal, 1917

 

“Wat ik in mijn werk wil laten zien, is het beeld dat zich verschuilt achter de zogenaamde werkelijkheid. Ik ben op zoek naar de brug die leidt van het zichtbare naar het onzichtbare…” Max Beckmann

 

Max Beckmann (1884-1950) was 33 jaar toen hij dit zelfportret schilderde. Het leven in de ruim twee jaar daarvoor was niet gemakkelijk geweest voor de schilder. Op het schilderij laat de kunstenaar op een expressionistische manier zien wat dat met hem heeft gedaan.

 

Laten we beginnen met Zelfportret met de rode sjaal te vergelijken met een foto die is gemaakt toen Beckman vijf jaar ouder was. Een foto van Beckmann uit 1917 heb ik helaas niet tot mijn beschikking, maar wanneer we de foto uit 1922 en de schets met een zelfportret uit 1917 naast elkaar plaatsen wordt direct duidelijk dat Beckmann op de schets zijn gelaatstrekken als uitgangspunt heeft gebruikt voor het Zelfportret met de rode sjaal. Als uitganspunt!, maar daarmee wás de kunstenaar nog lang niet waar hij wilde uitkomen met het Zelfportret met de rode sjaal. Hij was er blijkbaar niet erg in geïnteresseerd zijn eigen gelaat zo waarheidsgetrouw mogelijk in beeld te brengen. Met de realiteit van zijn gezicht als uitgangspunt ging de schilder aan de slag om een andere werkelijkheid in beeld te brengen. Hij wilde de onzichtbare werkelijkheid weergeven die schuilt achter het masker van zijn zichtbare uiterlijk. Om het zelfportret te laten getuigen van zijn innerlijke gevoelens moest hij de zichtbare werkelijkheid geweld aan doen.

 

Door bepaalde zaken te overdrijven bereikte de kunstenaar dat zijn beeltenis een weergave is van wat hij voelt en van wat er door hem heen gaat. Het schilderij moet getuigen van het gevecht dat de kunstenaar met zichzelf moest aangaan om zich overeind te houden; dat is de werkelijkheid waarmee hij dagelijks wordt geconfronteerd. Díe werkelijkheid wilde hij tot uitdrukking brengen. In het aangehaalde citaat formuleert hij ‘Ik ben op zoek naar de brug die leidt van het zichtbare naar het onzichtbare’. Dat beeld wilde hij ons laten zien. Die brug is in dit geval zijn verwrongen gelaat waarin wij nog persoonlijke gelaatstrekken van de kunstenaar herkennen. Daarin komt de onzichtbare werkelijkheid, de werkelijkheid van wat hij in zijn hoofd voelt en doormaakt tot uitdrukking. Alleen door zo'n weergave van zijn gelaat kunnen wij getuige zijn van ‘het beeld dat zich verschuilt achter de zogenaamde werkelijkheid’, van de ellende die achter het masker van de zichtbare werkelijkheid schuilgaat: een verkrampte, angstige man met een verknipte en verstoorde geest.  


We zien een gekweld en uitgemergeld gezicht, we herkennen de blik van een paniekerig figuur met diep liggende en wijd opengesperde ogen. De half open verbeten mond staat scheef en de kaak is gespannen; de kunstenaar lijkt zich letterlijk tot bloedens toe te verbijten in zijn lip.

De geportretteerde is opgeschrikt en kijkt angstig en wantrouwig over zijn schouder achterom ... wellicht naar het leven dat achter hem ligt. Voor een goed begrip van het zelfportret moeten wij samen met de kunstenaar achter hem kijken, naar wat er met de man is gebeurd waardoor hij zichzelf zo moest voorstellen … met dat getergde gezicht en misvormde hoofd. 

En nu komen als vanzelf de woorden van de Deense filosoof Sören Kierkegaard (1813-1855) bij mij op: "Het leven kan alleen achterwaarts begrepen worden, maar moet voorwaarts worden geleefd."


Max Beckmann, Zelfportret 1907 Villa Romana Florence,

olieverf op doek: 90 x 98 cm., Hamburger Kunsthalle, Hamburg, Duitsland

Dit schilderij is te zien op de tentoonstelling in Den Haag

 

Een terugblik

Tien jaar eerder had Beckmann zichzelf al geportretteerd in de Villa Romana in Florence. Het ging goed met hem. Hij had een prijs gewonnen van de Deutscher Künstlerbund, de Villa Romana-prijs. Die prijs heeft als opzet om jonge kunstenaars die zich hadden onderscheiden in hun ontwikkeling te ondersteunden door hen een reis en een eenjarig verblijf in de Villa Romana in Florence aan te bieden. Deze villa is een Duitse kunstinstelling met ateliers.

We zien niet direct een lachebekje, maar de schilder heeft zich zelfbewust, recht voor zich uitkijkend en modieus afgebeeld in een losjes zittend zwart kostuum. Vrijwel de enige overeenkomst met het zelfportret uit 1917 is dat de kunstenaar een sigaret in de handen houdt. Op dit zelfportret houdt hij die sigaret op een mondaine manier voor zich uit. Dat paste indertijd echt bij een moderne pose. Hij was toen 23 jaar en was de jonge belofte voor de aanhangers van de traditionele schilderkunst. Een aantal jaren na dit realistische zelfportret zou Beckmann een belangrijke ontwikkeling in zijn leven en in zijn werk doormaken. Uiteindelijk zal hij uitgroeien tot een van de belangrijkste kunstenaars van de 20ste eeuw. Dat is de periode die op de tentoonstelling in Den Haag vooral wordt getoond. In dit artikel beperk ik mij tot de periode daarvoor, de kunst die Beckmann maakte tussen ca.1915 en ca.1920. Ik meen dat hij in die jaren geestelijk en artistiek zo werd gevormd dat hij kon uitgroeien tot die belangrijke kunstenaar van het klassieke modernisme.

Met een drietal portretten laat ik eerst zien dat Beckmann in de tijd tussen ca. 1905 en en 1914 werd gezien als een belangrijke vertegenwoordiger van de traditionele schilderkunst. 

Max Beckmann, Portret van de moeder,

olieverf op doek: 77,5 x 70 cm., 1906, Hamburger Kunsthalle, Hamburg


De moeder heeft dezelfde trekken als haar zoon op het zelfportret dat hij in 1907 in de Villa Romana in Florence maakte. Zij oogt echter vriendelijker, zachter en minder bars en ernstig.

 

Tot die tijd in Florence en ook nog in de jaren daarna zijn er geen redenen om aan te nemen dat er dingen in het leven van Beckmann waren gebeurd die wijzen op schokkende voorvallen en grote spanningen die zijn wanhoop op het Zelfportret met de rode sjaal uit 1917 zouden kunnen verklaren. Hoewel … op tienjarige leeftijd was hij zijn vader verloren en kort voor zijn huwelijk met Minna Tube (1861-1984, huwelijk met Beckmann: 1906-1925) overleed zijn moeder.

Max Beckmann, Portret van Minna Beckmann-Tube met nerts en violette omslagdoek, olieverf op paneel: 136,5 x 106,5 cm., 1910,

Saint Louis University Museum of Art, Saint Louis, Missouri, Verenigde Staten.

 

Zowel het portret van zijn moeder als het portret van en het dubbelportret met zijn geliefde lijken liefdevolle en traditioneel geschilderde portretten.

Max Beckmann, dubbelportret van Max Beckmann en Minna Beckmann-Tube, olieverf op paneel, 112 x 144 cm., 1909, Staatliche Galerie Moritzburg, Moritzburg, Saksen, Duitsland


Eerste Wereldoorlog

Ik wijs er nogmaals op dat er uit de tijd vóór 1914-1915 geen aanwijzingen zijn dat het leven en de kunst van Max Beckmann een drastische wending zouden nemen, maar toen brak ‘de Grote Oorlog’ uit (1914-1918, later de Eerste Wereldoorlog genoemd). Het zou de bloedigste oorlog worden die tot dan toe in Europa was uitgevochten. Men komt over het algemeen tot een schatting van ruim 17 miljoen slachtoffers (militairen en burgers). Het was de eerste oorlog waar de keerzijde van de technische voortuitgang goed zichtbaar werd: gifgas, bommenwerpers en tanks werden voor het eerst op grote schaal ingezet. Beckmann schrijft er later verbitterd over en typeert het als ‘de waanzin van de vooruitgang’.

Omdat de Eerste Wereldoorlog van groot belang is geweest voor de ontwikkeling van Max Beckmann als mens én als kunstenaar én voor een goed begrip van het Zelfportret met de rode sjaal moet ik redelijk uitgebreid ingaan op die oorlog. Daarbij hecht ik eraan op te merken dat het natuurlijk geen recht doet aan al die slachtoffers en die enorme ellende van de Eerste Wereldoorlog wanneer we de misère van slechts één persoon benadrukken. Daarnaast begrijpen we de ellende wellicht wat beter wanneer we ons focussen op de ellende van één persoon en de ellende van die ene persoon met zoveel miljoenen vermenigvuldigen. Lees maar eens het boek van de Britse militair-historica Lyn Macdonald (1929-2021) ‘1915 Het verlies van de onschuld’. (eerste Engelstalige uitgave in 1993, Nederlandstalige uitgave 2006, goedkoop en ruim tweedehands verkrijgbaar op internet). In het boek doet de schrijfster verslag van de verschrikkelijke verhalen die zij heeft aangetroffen in dagboekaantekeningen en in brieven van Britse soldaten en de ooggetuigenverslagen van de toen nog in leven zijnde oorlogsveteranen die in Vlaanderen de loopgraven werden ingestuurd om aan de Duitsers op het slagveld weerstand te bieden. Macdonald haalt onder andere de verpleegster Mary Stollard aan die vertelt over ‘Shellshock’. Daar had ik nog nooit over gehoord en ik moest het even opzoeken! Op Wikipedia lees ik: "Shellshock wordt ook wel oorlogsneurose of (in Vlaanderen) d’n klop genoemd. Het is een psychiatrisch syndroom bij militairen met lichamelijke symptomen als tremors, hyperventilatie, verlammingen, bewegingsstoornissen en psychische symptomen zoals depressie, slapeloosheid, emotionele instabiliteit, hallucinaties, nachtmerries, angstaanvallen, hysterie, dwangneuroses, woedeaanvallen en geheugenverlies. De symptomen worden veroorzaakt door de traumatische gebeurtenissen en ervaringen opgelopen tijdens oorlogsverrichtingen. Het is een bijzondere vorm van een posttraumatische stressstoornis (PTSS) die vaak voorkwam bij soldaten die tijdens de Eerste Wereldoorlog hadden gevochten in de loopgraven. … Veel Britse soldaten keerden terug naar huis met Shellshocksymptomen. Lichamelijk mankeerden ze vaak niets, maar ze trokken zich terug in waanzin. Aanvankelijk werd  aangenomen dat de problemen zouden zijn ontstaan door de luchtverplaatsing van te dichtbij ontplofte granaten, de shell-blast, vandaar de naam shell-shock. De patiënten werden totaal aan hun lot overgelaten. Er werd vooral te weinig aandacht besteed aan de opvang van de patiënten omdat ze vaak geen uitwendige verwondingen vertoonden. Sommigen werden zelfs terug naar het front gestuurd … In eerste instantie was er geen behandeling beschikbaar. Soldaten met het shellshocksyndroom werden teruggestuurd naar Engeland om daar geïnterneerd te worden in een lunatic asylum, een krankzinnigengesticht. Omdat hun vertrek uit het leger ook wel zou zijn ingegeven door lafheid werd het door het Britse leger gelijkgesteld met desertie en veel soldaten werden door de krijgsraad ter dood veroordeeld”, aldus Wikipedia. Pas vanaf 1916 werd de ziekte schoorvoetend erkend en kwam er langzaam een psychiatrische behandeling op gang.


In een Vlaamse krant van 31 juli 2017 lees ik op internet onder de kop: Honderd jaar geleden brak de hel in Passendale los dat … op 31 juli 1917 de Derde Slag om Ieper begon, ­beter bekend als de Hel van Passendale De Slag bij Passendale wordt beschouwd als een van de gruwelijkste veldslagen uit de Eerste Wereldoorlog. Uitgevochten onder erbarmelijke omstandigheden. Het Britse offensief zou kort zijn, maar duurde uiteindelijk ruim drie maanden. De terreinwinst zou 40 kilometer zijn, het werden er acht. Met 35 slachtoffers per ­veroverde meter…. Daarna volgt in het artikel een ­reconstructie van 'de hel'.

  

Zo’n tien jaar geleden begeleidde ik samen met historicus Piet Leupen een reis door Vlaanderen en West-Vlaanderen. Toen wij de stad Ieper naderden las Leupen enkele pagina's voor uit het boek van Lyn Macdonald. Ik moest daar weer aan denken toen ik in dit artikel begon te schrijven over het verblijf van Max Beckmann in de loopgraven van de westelijke frontlinies in België. Ik ga daar uitgebreid op in omdat het van belang is om het oorlogstrauma van Beckmann te begrijpen.

 

In 1914 meldt Max Beckmann zich als vrijwillig medisch assistent / verpleegkundige in een militair hospitaal in Oost-Pruisen. In 1915 diende hij bij een van de medische posten in de loopgraven van de westelijke frontlinies van het Duitse leger in de loopgraven van de provincie West-Vlaanderen. De Duitse verpleger Max Beckmann en de Britse verpleegster Mary Stollard (uit het boek van Lyn Macdonald) waren in hetzelfde jaar (1915) dus collega’s van elkaar, ieder aan hun eigen zijde van het front. De mensonterende toestanden in de loopgraven zullen aan beide kanten wel zo ongeveer hetzelfde zijn geweest. De verhalen van de Britse soldaten die door Macdonald uit hun mond werden opgetekend die mij erg aangrepen en voortdurend terugkomen, gaan over het dagenlang stilzitten in de ijzige winterkou in die loopgraven, het lange wachten zonder dat er iets gebeurde, met de benen tot aan de knieën in het ijskoude water dat hier en daar overdekt was met een laagje ijs, het moeten slapen op de harde bevroren modder, honger, ziekte en de dood van de strijdmakkers die om hen heen overhoop werden geschoten en weer dat wachten en die angst, 'die verdomde angst' zonder dat er enig uitzicht wordt geboden op hoop dat het wellicht morgen beter wordt.

 

Wereldberoemd werden het boek van Erich Maria Remarque: Im Westen nichts neues (eerste uitgave 1929) over een Duitse veteraan van de Eerste Wereldoorlog, over de gruwelen en de zinloosheid van de oorlog. Misschien nog beroemder is het gedicht van een Canadese Luitenant-Kolonel chirurg John MacCrae (1872-1918), die in Vlaanderen in de loopgraven was aangesteld en daar stierf: In Flanders fields the poppies grow ... (1915). Het gedicht is de oorsprong van de Poppies die op Remembrance Day in het Gemenebest op de kleding worden gedragen, in eerste instantie ter herinnering aan de gesneuvelde soldaten van de Eerste Wereldoorlog, later ter nagedachtenis aan alle gevallenen door oorlogsgeweld.


foto, verplegers verzorgen gewonden in een loopgraaf in België

 

'Meine Kunst kriegt hier zu fressen' Beckmann

Beckmann maakte de slachting en de verwondingen van zeer nabij mee. De ellendige verhalen van de soldaten die de verpleger Beckmann te horen kreeg zullen niet veel anders zijn geweest dan die van hun Engelse tegenstanders. Hij kon het blijkbaar niet meer aan, al die gewonden, al die doden en die aan flarden geschoten lichamen en al die verschrikkelijke verhalen die hij te horen kreeg. Hij stortte geestelijk en lichamelijk volledig in. Vervuld van de verschrikkingen van de oorlog kreeg hij een ernstige zenuwinzinking en werd in 1915 uit de dienst ontslagen.

In de boeken en artikelen over Beckmann heb ik nergens over het Shellshock-trauma vernomen. Wanneer ik als volkomen leek op dit gebied lees over de symptomen ervan en die in verband breng met de psychische problemen waarmee Beckmann vanaf de Eerste Wereldoorlog kampte kan ik mij voorstellen dat hem dat oorlogstrauma ook is overkomen en dat hem dat zijn hele verdere leven is blijven kwellen. 

 

Max Beckmann, zelfportret als verpleger, olieverf op doek, 55,5 x 38,5 cm., 1915, Von der Heydt Museum, Wuppertal,

Rechtsboven: ‘Beckmann Straßburg 1915’.

 

Het schilderij Zelfportret als verpleger heeft Beckmann geschilderd in 1915, in de tijd toen hij na de periode in Vlaanderen was teruggekeerd naar Duitsland. Het schilderij lijkt vooruit te lopen op het Zelfportret met de rode sjaal van ruim een jaar later.

In het jaar dat hij uit zijn functie werd ontslagen stelt Beckmann zich voor in een militair uniform met een insigne met daarop een rood kruis. Dat is het teken dat de persoon deel uitmaakt van de militaire geneeskundige dienst. Het gelaat van de geportretteerde op het schilderij uit 1915 toont angst en paniek, maar minder paniekerig en minder angstig en het gezicht is minder misvormd. Het blijft dichter bij de werkelijkheid dan het gezicht op het Zelfportret met rode sjaal. De kunstenaar lijkt nog te zoeken naar hoe hij zich moet afbeelden om het schilderij een uitdrukking te laten zijn van zijn innerlijke wereld zoals hij zich voelt áchter dat masker van de zichtbare werkelijkheid. Dat zou hem pas in 1917 lukken. Met het Zelfportret met de rode sjaal drukt hij niet uit wat hij ziet, maar wat hij in zichzelf waarneemt. Voor mij is dat de essentie van datgene waar het expressionisme voor staat.

 

Het mag duidelijk zijn dat Max Beckmann aan het front alle denkbare ellende over zich heen heeft gekregen en daardoor een somber mensbeeld ontwikkelde. De dramatische gebeurtenissen op het slagveld in en rondom de loopgraven hebben Beckmann zowel getraumatiseerd als artistiek geïnspireerd. Na die periode verandert zowel zijn leven als zijn kunst. In zijn Oorlogsdagboeken wordt duidelijk dat de Eerste Wereldoorlog hem als kunstenaar heeft gevormd. In een brief aan Minna schrijft hij vanuit de loopgraven: ‘Meine Kunst kriegt hier zu fressen: ‘Mijn kunst wordt hier gevoed.’

Het kan naar mijn gevoel niet anders dat zijn schilderijen op een of andere manier ook een uitlaatklep moeten zijn geweest voor zijn psychische problemen. Wellicht was het zijn manier van 'praten' of beter gezegd van communiceren over wat hij heeft meegemaakt en doormaakt.


De nacht en de nachtmerries van Beckmann

Het schilderij De nacht werd door Beckmann ruim een jaar na het Zelfportret met de rode sjaal geschilderd. De traumatische ervaringen hadden een enorme invloed op het werk van de kunstenaar en riepen blijkbaar ook wreedheid op in zijn werk. Boosaardige wezens, samengepropt in benauwde ruimtes hebben het gemunt op hun medemens. De schilderijen getuigen van zijn sombere kijk op de mens, ... maar altijd was er weer die angst, angst, angst, zo schreef hij in zijn oorlogsdagboeken. 'Als ooggetuige van de Eerste Wereldoorlog kon Max Beckmann niet anders dan het hier en nu weergeven als banaal, lelijk en wreed' schreef Koen Kleijn in de Groene Amsterdammer.


Max Beckmann, De nacht, olieverf op doek: 133 x 154 cm., 1818-’19, Kunstsammlung Nordrhein-Westfalen, Düsseldorf, Duitsland

 

De nacht is misschien wel het meest exemplarische schilderij uit de periode na zijn terugkeer van het Belgische front. Op het schilderij wordt geen veldslag uitgevochten, we zien ook geen militairen die het in een man-tegen-man gevecht tegen elkaar opnemen, geen mensen in loopgraven, geen overvliegende vliegtuigen en ook geen ontploffende granaten of gasaanvallen. Het is een griezelige weergave van een van de nachtmerries waardoor de schilder werd overvallen. In een volle kamer zijn drie boosaardige types binnen gedrongen die zich beestachtig gedragen. Niet alleen de schilder wordt gruwelijk aangevallen, maar ook zijn gezin.

‘Deze wezens teisteren mij overdag en ‘s nachts wanneer ik wil slapen. Zij tonen de ware aard van de moderne mens, zij laten zien hoe zwak wij zijn en hoe willoos wij ons hebben overgeleverd aan het trotse tijdperk van de zogenaamde vooruitgang’ zo schrijft de schilder over de nachtmerries die hij in deze periode schildert. '

 

De man helemaal links is bezig met het ophangen van een man. Terwijl zijn beul de brede rood-witte band om de hals van zijn slachtoffer strak aantrekt schreeuwt deze het uit van pijn en angst. Wanneer we naar het hoofd van het slachtoffer kijken is duidelijk dat hij nauwelijks nog adem kan halen en dan, plotseling en met een schok herkennen we het slachtoffer aan die typerende inhammen op de plaatsen waar zijn hoofdhaar is verdwenen. We zien dat het de schilder zelf is die het slachtoffer is van het brute geweld.

Zijn vrouw Minna Beckmann-Tube zien we vanaf haar achterzijde. Zij is met haar polsen vastgebonden aan de knop van een kozijn. De schaarse kleren die zij nog draagt doen vermoeden dat haar vreselijke dingen zijn overkomen of nog te wachten staan. De man rechts heeft het voorzien op het meisje met de blonde haren. Hij lijkt haar naar zich toe te trekken. Zijn verschrikkelijke grimas maakt duidelijk dat hij niet veel goeds met haar in de zin heeft. Zij kijkt angstig naar hetgeen er links met haar ouders gebeurt en zal zich realiseren dat zij haar niet kunnen helpen.

 

Detail, Max Beckmann, Zelfportret met rode sjaal, 1917


Fotograaf Hugo Erfurt, Foto van Max Beckmann, 1928

  

Slotwoord

Het zal de trouwe lezer van deze blog vast wel zijn opgevallen dat ik niet schroom af en toe iets persoonlijks te schrijven wanneer dat past binnen het kader van het onderwerp van een artikel.

Welnu: het was in 1942 dat mijn vader (1914-2002) zijn artsenopleiding afrondde. Het moet in de tijd rond zijn verloving met mijn moeder zijn geweest dat hij zich in 1946 als vrijwilliger aanmeldde om de Nederlandse troepen in Indonesië medisch te ondersteunen, ‘alles voor het vaderland’ zo vertelde hij ons later. En ook ‘om Soekarno en de communisten uit Indonesië te verdrijven’, eigenlijk te elimineren. In feite waren de Nederlandse militaire acties (1945-1949) gericht tegen de door Soekarno uitgeroepen onafhankelijkheid van Indonesië op 17 augustus 1945, een bloedige koloniale oorlog.

 

Mijn vader kreeg in Engeland een korte officiersopleiding. Over die opleidingstijd kon hij in onze jeugd uitvoerig vertellen. Het moet voor hem een mooie tijd zijn geweest met kameraden onder elkaar. Zo vertelde hij met enig bravoure over die ‘gedegen en zware’ militaire opleiding en hoe zij de strenge Engelse drilsergeant af en toe te grazen namen.      

kameraden onder elkaar, foto van mijn vader (die stoere man in het midden) met zijn kornuiten van de officiersopleiding in Engeland  


De in dit artikel opgenomen foto’s van mijn vader e.a. heb ik pas na zijn overlijden voor het eerst gezien. 

         Training in het graven van loopgraven tijdens de opleiding in Engeland.

Direct na die opleiding voer mijn vader af naar Nederlands-Indië. Daar werd hij vanaf midden 1946 tot eind 1948 ingezet om als arts de Nederlandse soldaten bij te staan in een veldhospitaal in ‘Ons Indië’ of ‘Indië’ zoals hij Indonesië zijn hele leven zou blijven noemen. Vanaf het moment van het vertrek uit Engeland leek het wel of er niets meer te vertellen was. De verhalen over de gebeurtenissen in Indonesië werden in mijn ouderlijk huis in het bijzijn van de kinderen niet verteld. Ik heb de indruk dat mijn moeder ook niet veel meer te horen heeft gekregen. Het onderwerp was in feite onbespreekbaar.

 

Uit de tijd dat mijn vader in Indonesië was bewaarden mijn ouders een kleine correspondentie die zij met elkaar voerden. Hieruit spreekt grote liefde en een mooi verlangen naar elkaar. Naarmate wij als kinderen opgroeiden vertelde mijn moeder hoe anders mijn vader was geworden nadat hij uit Indonesië was teruggekeerd. Door alles wat hij daar had meegemaakt was hij net als Beckmann een getraumatiseerde man geworden.   

 Mijn vader stapt met een aantal jongedames en een jongeheer ('augustus 1937' zo vermeldt de tekst op de achterkant van de foto) uit de trein op het station van Blankenberge, de mondaine kustplaats van België. Wij zijn met name benieuwd wie die jongedame links van mijn vader is, van wie hij zo charmant haar tasje draagt. Het is in ieder geval niet mijn moeder! Met het pak dat hij draagt kwam hij in die tijd vast wel goed voor de dag.


Mijn moeder vertelde dat mijn vader in de tijd voordat hij naar Indonesië afreisde een man was die op een positieve manier in het leven stond. Veel foto’s getuigen van een vrolijk en uitbundig studentenleven.

Pas toen ik in verband met het schrijven van dit artikel over shellshock las en het in verband bracht met Beckmann werd het mij plotseling duidelijk dat er wel heel veel overeenkomsten zijn tussen de symptomen van de opgelopen trauma’s van Beckmann en die van mijn vader. Een en ander heeft een enorme impact gehad op mijn vader, mijn moeder en op de vijf kinderen van het gezin. Mijn moeder vertelde dat mijn vader vanaf zijn terugkomst steeds meer slaappillen is gaan gebruiken om enigszins rustig te kunnen slapen. Ik kan mij nog goed herinneren dat zij ook vertelde dat zij met mijn vader over zijn problemen probeerde te praten, maar dat hij dat niet voor elkaar kon krijgen; hij kon alleen maar zijn uiterlijke emoties tonen. Zij ging daarop naar een psychiater die mijn ouders goed kenden. Die psychiater heeft mijn moeder toen afgeraden met mijn vader in therapie te gaan. De man durfde het niet aan de traumatische gebeurtenissen in het hoofd van mijn vader overhoop te halen. Hij was bang, zo vertelde mijn moeder, ‘dat wanneer die beerput wordt geopend de situatie alleen maar zal verslechteren’.

 

Met bovenstaand slotwoord ben ik wel erg diep ingegaan op een persoonlijke kwestie. Ik heb erover willen schrijven omdat het voor mij als een soort van afrekening met mijzelf voelde. Ik heb het dagelijks gedrag van mijn vader binnen ons gezin nooit goed begrepen en heb het hem tot enkele dagen geleden altijd nagedragen. Door wat meer te ontdekken over de de situatie van mijn vader meen ik hem wat beter te begrijpen. Beter begrijpen leidt tot beter begrip en beter begrip kan leiden tot vergeving ... wat een enorme bevrijding betekent dat.


Ik wens u voor vandaag een goede Dodenherdenking en voor morgen een mooie Bevrijdingsdag toe.



Geraadpleegde literatuur

  • Lyn Macdonald, 1915 Het verlies van de onschuld, Amsterdam, 2006

  • Rutger Pontzen, Uiterst succesvol én miskend, zelfverzekerd én gedeprimeerd, de schilder Max Beckmann was het allemaal, De Volkskrant, 8-2-2024

  • Koen Kleijn, Warmte tegen wil en dank, De Groene Amsterdammer, 20-3-2024

  • Wikipedia ‘Max Beckmann’ en ‘Shellshock’ geraadpleegd: 25 en 26-4-2024

287 weergaven

1 Comment


jacquet
May 06

Ontroerend verhaal, dankjewel Paul !

Jacques

Like
bottom of page