Enkele opmerkingen over de vroege iconografie van voorstellingen van
het kruis en de kruisiging
In verband met het naderende Paasfeest schrijf ik vandaag iets over een miniatuur in een handschrift dat bewaard wordt in de Biblioteca Laurenziana: het evangelieboek van Rabbula. Bij een reactie van Kerstin naar aanleiding van het artikel over de kruisiging van Wilgefortis (klik hier) stuurde zij een foto van de miniatuur van de kruisiging in die codex van Rabbula. Ik schreef haar dat de voorstelling mij een goed onderwerp lijkt voor een artikel ter gelegenheid van Pasen.
Evangelieboek van Rabbula, kopiïst Rabbula, 586, Biblioteca Laurenziana, Florence
Er valt geen exacte originele afmeting van de omvang te geven. In de loop van het bestaan van het boek zijn de perkamenten bladeren afgesneden door onhandige boekbinders. De folio’s meten nu 33,7x 26,8 cm.
Inleiding
Het handschrift van Rabbula is vanwege de miniaturen van onschatbare waarde voor onze kennis van de iconografie, de beeldtraditie van de vroegchristelijke kunst. Samen met mozaïeken in de Basilica di Sant’Apollinare Nuovo in Ravenna (begin zesde eeuw) kunnen we stellen dat latere afbeeldingen van veel thema’s uit het openbare leven, het lijdensverhaal en gebeurtenissen na de dood van Jezus in deze tijd hun oorsprong hebben. Blijkbaar waren die voorstellingen zo krachtig dat kunstenaars daarop, lang konden doorgaan.
Daar komt nog eens bij dat degene die het boek kopieerde naar een ouder, niet bewaard gebleven exemplaar, in een uitgebreid colofon schrijft over de omstandigheden rondom het ontstaan van het handschrift. Tevens geeft hij een exact jaartal waarin hij zijn werk vervaardigde én hij onthult zijn naam. Dit is informatie waarvan je met betrekking tot kunstwerken uit de periode van het vierde kwart van de zesde eeuw alleen maar kunt dromen.
De persoon die het boek heeft overgeschreven vermeldt dat hij monnik is van “het heilige klooster van Bet Mar Yohannan van Zagba”. Dit klooster bestaat niet meer maar werd gesitueerd in Mesopotamië, het gebied ‘tussen de rivieren’ de Eufraat en de Tigris. Tegenwoordig gaat men ervan uit dat het klooster in de Syrische woestijn heeft gestaan. Rabbula dateert vervolgens heel precies: hij vervaardigde het “In de maand Shebat van de vierde indictie (van indictio: periode van 15 jaar, dus de vierde indictio betekent 60 jaar), bij volle maan, in het jaar achttienhonderd zevenennegentig van Alexander.” Deze jaaraanduiding kan worden omgerekend naar een precies jaar van onze jaartelling: 586.
De kopiïst schrijft ook iets over zichzelf: “Eer aan de Vader, de Zoon en de Heilige Geest die kracht verleende aan zijn zondige dienaar, de nederige en verachte Rabbula, de schrijver die dit schreef.” De schrijver noemt zich dus Rabbula. Het handschrift is daarom bekend onder de naam van degene die het heeft vervaardigd.
Rabbula eindigt het colofon met een verzoek aan de lezer om voor hem te bidden: “Daarom smeek ik eenieder die dit boek leest om voor mij te bidden, zodat ik op de verschrikkelijke Dag des Oordeels genade kan verkrijgen, zoals de rover aan de rechterkant genade vond door het gebed van Onze Lieve Vrouwe Maria, de Goddrager, de eeuwige maagd, hoop ik door uw gebeden in eeuwigheid in het huis van onze Heer te zijn. Amen.”
Het kruis en de voorstelling van de kruisiging in de eerste eeuwen
Vanwege Pasen staat de miniatuur van de kruisiging in de Rabbula codex centraal. Om de miniatuur in een wat ruimer kunst- en cultuurhistorisch kader te plaatsen, schrijf ik eerst iets over de voorstelling van het kruis in de periode die voorafgaat aan de miniatuur.
De kern van het christelijk geloof is de gedachte dat de verlossing van de mensheid is bewerkstelligd door de kruisdood van Christus. Met de afbeeldingen van het kruis wordt symbolisch verwezen naar de overwinning op de dood door de kruisdood. Het kruis en de voorstelling van de kruisiging groeiden uit tot een van de meest voorkomende onderwerpen in de christelijke beeldende kunst. Toch komen we de eerste afbeeldingen van een kruis of de kruisiging pas betrekkelijk laat tegen in de geschiedenis van het christendom. Als reden wordt wel gewezen op het feit dat kunstenaars niet konden teruggrijpen op een traditie van kruisigingstaferelen. Er valt ook aan andere oorzaken te denken. In de tijd dat de eerste christenen gebukt gingen onder vervolgingen hoedden zij zich er vanzelfsprekend voor om op een al te opvallende manier met het geloof naar buiten te treden. Men diende uiterst voorzichtig te zijn met afbeeldingen van het kruis, daarmee liep men wel erg in de gaten als Christen. In de literatuur lezen we ook dat de Romeinen de methode van executie door middel van kruisiging vooral toepasten bij mensen die voor de zwaarste misdaden waren veroordeeld. De vroege christenen wilden zich natuurlijk niet met dat soort booswichten associëren door het veelvuldig uitbeelden van een kruis of een kruisiging. De gevonden grafplaten uit de vroegchristelijke begraafplaatsen laten zien dat men naar symbolen zocht die alleen voor ingewijden verwijzen naar het kruis of de kruisiging, zoals het ankerkruis omdat daarin een verborgen kruisvorm zit.
Vroege marmeren grafplaat, ca. 150-200, Ankerkruis met vissen, 3de of 4de
Catacombe van St. Domilia, Rome eeuw, Catacombe van Priscilla, Rome
Marmeren grafstele, derde eeuw, Museo delle Terme di Diocleziano, Rome
Inscriptie boven: ΙΧΘΥC ΖΩΝΤΩΝ: vis van de levenden. Inscriptie onder:
“LICINIAE AMIATI BE/MEMERENTI VIXIT”: Lucia Amias verdient te leven …
Een anker biedt houvast en veiligheid en is daarom van oudsher een symbool van hoop. In de vroegchristelijke funeraire voorstellingen komt het motief voor als een symbool dat verwijst naar het kruis van Jezus en naar de hoop op redding. Paulus: “De hoop is het veilige en vaste anker van onze ziel”. (Brief aan de Hebreeën 6:19).
Op de grafsteen stellen de vissen de gelovigen voor. Zij zwemmen naar het leven brengende ankerkruis. De beeldspraak om de gelovigen als vissen aan te duiden lezen we in het Evangelie van Mattheus. Daarin zegt Jezus tot de apostelen: “Kom achter mij aan en ik zal vissers van mensen van u maken.” (Mattheus 4:19) Kerkvader, theoloog en hoofd van de Catechetenschool van Alexandrië, Clemens van Alexandrië (150-215) verklaart: “Vissers van mensen, gij bevrijdt de vissen die zwemmen in de zee van de zonde, gij redt hen uit onveilige wateren naar het geluk.”
Bladvullende miniatuur in de Homiliën van Gregorius van Nazianze (329-390),
Bibliothèque Nationale de France, Parijs.
Boven: Droom van Constantijn; Midden: Slag bij de Milvische brug; Onder: Keizerin Helena vindt het kruis
Keizer Constantijn
De vierde eeuw is cruciaal geweest voor het christendom; het werd van een vervolgd via een getolereerd geloof (313) tot staatsgodsdienst (383). Christelijke tekens en symbolen konden nu openlijk worden getoond.
De Romeinse overheid ging al vanaf 312 het teken van het kruis gebruiken! De legers plaatsten het op hun standaard waarmee ze ten strijde trokken. Men was ervan overtuigd dat dit teken overwinning zou brengen. Hoe kwam men daarbij en vanwaar die ommezwaai?
Tijdens het bewind van keizer Constantijn (ca. 280-337) mochten de christenen vanaf 313 hun godsdienst vrij en openlijk beleven. Constantijn zou gestopt zijn met de vervolging van de Christenen vanwege een overwinning tijdens een belangrijke veldslag. De biograaf van Constantijn, Eusebius van Ceasarea (265-340), schrijft dat de keizer in zijn slaap gedurende de nacht voorafgaande aan die veldslag een groot lichtend zegeteken aan de hemel zag in de vorm van een kruis, met daarbij de woorden: “In hoc signo vinces”: in dit teken zult gij overwinnen.
Op de miniatuur in de Homiliën van Gregorius van Nazianze (329-390) ligt Constantijn met al zijn keizerlijke waardigheden nog aan en op in diepe slaap verzonken op zijn bed. Met de ogen gesloten beleeft hij het visioen in zijn slaap, onzichtbaar voor zijn bewakers.
De dag daarop vindt de veldslag plaats bij de Milvische brug (28 oktober 312). De afloop ziet er voor het leger van Constantijn beroerd uit. Dan ziet de keizer weer datzelfde teken met dezelfde woorden: “In dit teken zult gij overwinnen.” De kansen keren en het leger van Constantijn behaalt de overwinning. De keizer zou hebben ingezien dat hij die overwinning heeft behaald door het teken van het kruis dat hij in verband bracht met de christenen. In de hoop op nog meer overwinningen trokken zijn legers vanaf dat moment onder dat teken ten strijde. Een jaar later kregen de christen vrijheid om hun geloof te belijden.
In het midden van de driedelige miniatuur galoppeert het paard van de keizer richting de Milvische brug waar de strijd zich afspeelt. De tegenstanders slaan op de vlucht en de paarden springen in paniek van de brug. In de lucht zien we het kruisvisioen. Tegen de achtergrond van het gouden kruis lezen we in het Grieks de woorden van dat visioen.
Over die geschiedenis van Helena die het kruis terugvindt schrijf ik later.
Het labarum
Op de Romeinse munt links (364/367) houdt keizer Valens (keizer van het Romeinse Rijk: 364-368) het labarum, een militaire standaard met het kruis, in de hand. Ook zíjn legers trokken met deze militaire standaard ten strijde. In de linkerhand heeft de keizer een beeldje van Victoria, de godin van de overwinning. Zij reikt de keizer de overwinningskrans aan. In de ander hand draagt zij een palmtak, ook een teken van overwinning. Opmerkelijk is dat de heidense godin Victoria optreedt binnen een
Op de munt van Vetranio (Romeins keizer in 350) houdt de keizer twee labarums in de hand, tweemaal een militaire standaard met het zogenaamde Chi-Rho-monogram. Tekst op de munt: “Concordia Militum”, eendracht van de soldaten, door eendracht sterk.
Het Chi-Rho-symbool is het monogram van Christus. Het is samengesteld uit de Griekse letters X (Chi) en P (Rho), de eerste twee letters van de Griekse naam ΧΡΙΣΤΟΣ (Christos, Christus), vormen het monogram.
Ivoren paneel, ca. 406 met Flavius Honorius (keizer: 395-423) in soldatenkleding. Bovenop de standaard zien we, als u goed kijkt links bovenin de afbeelding het Chi-Rho-teken. Op de banier: “In nomine xpi (christi) vincas semper”: moge u in de naam van Christus altijd de zege behalen.
Belangrijk is de tekst op het banier van Flavius Honorius: “Moge u in de naam van Christus altijd de zege behalen.” Onmiskenbaar dat dit in verband wordt gebracht met het Chi-Rho-teken boven op de banier. Men heeft er vertrouwen in dat Christus het leger bijstaat om de zege te behalen. Ook hier zien we binnen de christelijke context de heidense godin Victoria. Zij staat op de rijksglobe die Honorius in de hand houdt. Ook zij reikt de keizer een lauwerkrans aan en houdt een palmtak in de hand.
Binnen het christendom verwijst het kruis niet naar de hoop op een zege bij een veldslag, maar naar een heel ander soort triomf: de overwinning door Jezus op de dood. Dat er blijkbaar een overwinning mogelijk is op de dood is op plaatsen waar christenen begraven lagen een hoopvolle en te koesteren gedachte. Daarom zien we het Chi-Rho-teken, de lauwerkrans, het anker en het kruis op grafplaten in de catacomben en later ook op sarcofagen.
Grafplaat van Prectectus, ca. 350, hoogte: 29,5 cm. Tekst: “Moge Prectectus rusten in vrede. Hij leefde 9 jaar, 9 maanden en 3 dagen. Gevoed door Christus de God en de martelaren.” Op de graafplaat zien we driemaal het Chi-Rho-symbool
Vroegchristelijke grafplaat uit een Romeinse catacombe ca. 400 met het Chi-Rho-teken
Sarcofagen
De zogenaamde passiesarcofagen tonen gebeurtenissen uit het lijdensverhaal van Jezus, maar ook dan wordt Jezus als triomfator voorgesteld. Boven zijn hoofd zien we namelijk vaak een lauwerkrans, zoals we al zagen is dat een teken van overwinning.
Op sarcofagen zien we ook momenten uit het leven van Jezus waaruit blijkt dat, wanneer men in hem gelooft, hij een halt kan toeroepen aan de gevolgen van de zondeval: honger, ziekte, zonden en dood. Dat is de overwinning die Jezus behaalt!
De sarcofaag van Sabinus toont een aantal wonderen van Jezus. Links van het midden het wijnwonder te Kana, rechts daarvan de genezing van een blinde, de wonderbaarlijke brood vermenigvuldiging, de opwekking van Lazarus en de genezing van de vrouw die aan bloedvloeiïng leed.
De sarcofaag van Marcus Claudianus is afkomstig uit de San Giacomo
in Settimiana, ca. 330, Museo Pio Cristiano,
ondergebracht in Musei Vaticani, Rome
Bij genezingen en opwekkingen maakt Jezus altijd duidelijk dat, wanneer men in hem gelooft er redding mogelijk is: “Uw geloof heeft u gered.” en “Wie in mij gelooft zal leven, ook al is hij gestorven.” Redding dus, triomf op al het aardse. Sommige sarcofagen laten een aaneenschakeling zien van wonderen: genezingen, spijziging van hongerigen en opwekkingen uit de dood. Het lijkt wel een grote triomf op alle aardse ellende die vaak eindigt met Jezus’ intocht in Jerusalem. Die intocht mag op sarcofagen worden verstaan als de intocht in het Hemelse Jeruzalem.
Op een andere sarcofaag in Museo Pio Cristiano staat het kruis met daarboven het Chi-Rho-teken centraal. De lauwerkrans rondom het Christusmonogram is een klassiek en veelzeggend symbool van triomf. Door zijn lijden en sterven heeft hij de dood overwonnen. Degene die in deze sarcofaag begraven lag, hoopte dat hij na zijn dood zou delen in Christus’ overwinning op de dood.
Sarcofaag met passiescènes, ca. 350, Museo Pio Cristiano,
ondergebracht in Musei Vaticani, Rome
Detail van de sarcofaag met passiescènes
We zien het Chi-Rho-monogram vaak samen met de Griekse letters Alpha (A) en Omega (hoofdletter: Ω of kleine letter: Ꞷ). Het zijn de eerste en de laatste letters van het Griekse alfabet. In de Openbaring maakt Jezus zichzelf een aantal keren bekend:
“Ik ben de Alfa en de Omega, de Eerste en de Laatste, het Begin en het Einde.” (Openbaring 22: 13)
Sarcofaag van aartsbisschop Theodore, 693, 4,67×3,44 m.
Sant’Apollinare in Classe, Ravenna
Op deze sarcofaag zien we dat het Chi-Rho-symbool viermaal wordt gecombineerd met de Alpha en de Omega. Op de deksel van de sarcofaag zien we het steeds omgeven door een lauwerkrans. De aartsbisschop hoopt dat hij de dood zal overwinnen door Chi-Rho en AꞶ. Beide lettercombinaties staan voor Christus. Overwinning op de dood door Christus dus.
Sant’Apollinare Nuovo in Ravenna
In Ravenna bleven de mozaïeken bewaard die de koning van de Ostrogoten, Theodorik de Grote (regeerperiode: 474-526) aan het begin van de zesde eeuw liet aanbrengen op de muren van het middenschip van zijn paleiskerk, de Sant’Apollinare Nuovo in Ravenna. Met deze mozaïeken komen we dichtbij de periode dat Rabbula zijn evangelieboek overschreef. Onder de 26 mozaïeken treffen we een aantal momenten aan uit het lijdensverhaal van Jezus. Maar het verhaal wordt niet volledig verteld! De meest gruwelijke momenten van het lijden van Jezus liet men weg, zoals de geseling, de doornenkroning, de bespotting, de kruisiging en de kruisafname. De volgorde van het lijdensverhaal in Ravenna is als volgt: na veroordeeld te zijn door de Hoge Raad en door de Romeinse landvoogd wordt Jezus ter kruisiging weggevoerd.
In de voorstelling van de kruisweg draagt Simon van Cyrene alleen het kruis, niet samen met Jezus zoals later altijd wordt afgebeeld. Simon van Cyrene kan worden opgevat als zondaar waarmee de gelovigen zich kunnen identificeren. Hij neemt het kruis op zich zoals Jezus had gezegd: “Wie achter mij aan wil komen moet zichzelf verloochenen, zijn kruis op zich nemen en mij volgen.” (Mattheus 16: 24)
Dat was ook de opdracht aan de rijke jongeling die in het Evangelie van Marcus, aan Jezus vraagt: “Heer wat moet ik doen om het eeuwige leven te verkrijgen?” Jezus sprak: “Eén ding ontbreekt u: ga heen, verkoop alles wat u hebt en geef het aan de armen en u zal een schat in de hemel hebben.” (Marcus 10: 17-21) Het gaat Jezus dus om naastenliefde en hem volgen in zijn aardse misère. Beide zaken doet Simon van Cyrene: uit naastenliefde voor Jezus helpt hij hem het kruis te dragen. Voor de rijke jongeling was dat echter allemaal te veel.
Mozaïek van de kruisweg in de de Sant’Apollinare Nuovo in Ravenna
Tijdens de weg naar Golgotha verwijst eigenlijk alleen dat kruis naar het einddoel van de tocht: Golgotha. Want van datgene wat er na aankomst óp Golgotha gebeurt zien we niets. Na de voorstelling van de kruisweg wordt de draad van het verhaal pas weer opgepakt met het mozaïek met de twee vrouwen en de engel bij het lege graf van Christus. Het is alsof men niet op weg was naar Golgotha maar naar het lege graf! Deze voorstelling herinnerde de christenen eraan dat Jezus de dood heeft overwonnen. Een beter bewijs van diens triomf op de dood is er niet te geven: het graf is onverklaarbaar leeg en hij verschijnt op de volgende mozaïeken aan de mensen.
In Ravenna brengt men de triomf van Jezus in beeld, niet zijn lijden, niet zijn menselijke vernederingen, niet zijn dood en ondergang. Dat is bij de miniaturen in het evangelieboek van Rabbula niet anders.
De mozaïeken in Ravenna worden zo’n 65 jaar eerder gedateerd dan de miniaturen in het evangelieboek van Rabbula, maar beide cycli getuigen van eenzelfde houding ten opzichte van het lijdensverhaal.
De miniatuur met de Kruisiging in het evangelieboek van Rabbula
De miniatuur strekt zich uit over een volledige pagina van het evangelieboek. De voorstelling is in tweeën gedeeld: boven de kruisiging en onder de gebeurtenissen op Paasmorgen.
Hierboven werden heel wat voorstellingen van het kruis besproken. In alle gevallen moesten we concluderen dat daarmee niet werd verwezen naar de kruisiging als gebeurtenis. De voorstellingen van het kruis moesten we steeds als teken van triomf opvatten.
De miniaturist van het evangelieboek van Rabbula laat iets zien dat compleet nieuw is. De miniatuur toont namelijk zaken waarvan we geen vroegere afbeelding kennen. Op de eerste plaats wordt de kruisiging hier veel meer als het verhaal vertelt zoals we dat kennen uit de evangelieteksten. De voorstelling is dus narratiever dan elke andere bewaard gebleven voorstelling waarop het kruis voorkomt, maar de boodschap is nog steeds dezelfde. We zullen zo meteen zien dat we ook deze voorstelling als triomfscène moeten opvatten.
Er is nog iets waardoor we de voorstelling kunnen opvatten als een mijlpaal in de iconografie van de kruisiging. De miniatuur in het evangelieboek van Rabbula is namelijk de vroegst bewaarde voorstelling van een kruis met het corpus van Jezus. Men gaat ervan uit dat de vroegste voorstellingen van een kruisiging met het lichaam van Christus aan het kruis rond het midden van die zesde eeuw zijn vervaardigd. Dus niet veel eerder dan de kruisigingsminiatuur in de Rabbula codex.
Opvallend is dat op het lichaam van Jezus geen spoor valt te bekennen van lichamelijk lijden. De gekruisigde lijkt ook niet emotioneel gebukt te gaan onder alles wat hem is aangedaan. De geloofsbeleving was er in de tijd van Rabbula nog absoluut niet op gericht Christus als lijdende mens voor te stellen. Dat kwam pas algemeen op gang na de prediking van Franciscus (1181/82-1226). Tot die tijd blijven verwijzingen naar de overwinning door de kruisdood op de aardse dood de voorstelling overheersen. Bij een voorstelling van de triomferende Christus past geen lichaam waaraan de sporen van het lichamelijke lijden zichtbaar worden getoond. Het lichaam van Jezus is niet overdekt met wonden die herinneren aan de uitputtende geseling. Jezus draag geen doornenkroon. Er wordt dus ook niet verwezen naar zijn vernedering na de geseling.
Zoals reeds vermeld zijn de miniaturen in de Rabbula codex verhalend van karakter. De miniatuur van de kruisdood in het evangelieboek van Rabbula geeft weer wat er rond het negende uur op Golgotha gebeurde. Wanneer we het verhaal kennen kunnen we de afgebeelde personen daarin gemakkelijk invullen. Ter weerszijden van Jezus hangen de twee misdadigers die samen met hem waren gekruisigd. Links van het kruis staat Longinus die met de lans de zijde van Jezus doorboort. (Boven zijn hoofd is in het Grieks zijn naam geschreven). Stefaton draagt een emmertje en brengt op een hysopstengel de in zure wijn gedrenkte spons naar de lippen van Jezus. Maria staat links samen met Johannes. In een gebaar van smart heft zij haar handen onder het kleed omhoog. Johannes, naast haar, staart peinzend voor zich uit, de linkerhand aan de kin: een klassiek gebaar van vertwijfeling en/of zich geen raad weten met de situatie. Helemaal rechts staan de drie vrouwen die in het Evangelie van Johannes worden genoemd. Aan de voet van het kruis dobbelen soldaten om Jezus’ kostbare kleed zonder naad.
Op het eerste gezicht is er niet veel meer te zien dan een weergave van de evangelieteksten. Maar de oplettende toeschouwer is ongetwijfeld al opgevallen dat er toch iets bijzonders is te zien, iets dat voorbijgaat aan de beschrijvingen van de evangelisten.
De twee moordenaars zijn slechts gekleed in een lendendoek. Op latere voorstellingen van de kruisiging draagt ook Jezus een lendendoek, maar hier niet! De dobbelende soldaten geven aan dat degenen die belast waren met de kruisiging van Jezus, zijn dure kleed hadden uitgetrokken. Toch zien we hier Jezus niet in een lendendoek. Hij draagt zelfs een veel kostbaarder gewaad dan het kleed waarom de soldaten dobbelen! Het gaat om een type mantel dat maar al te goed bekend was binnen het Oost-Romeinse Rijk. Jezus is gekleed in het zogenaamde colobium. Dit lange, mouwloze gewaad van donkerviolet purper met twee verticale gouden banen werd gedragen door de keizer wanneer deze, na een klinkende overwinning met een triomftocht zegevierend werd binnengehaald, een overwinningsmantel dus! Het colobium op de kruisigingsvoorstelling is puur symbolisch. Het verwijst niet naar een aardse overwinning, maar naar de grootst denkbare overwinning: de triomf op al het aardse!
Dat we hier te maken hebben met een triomfscène wordt ook nog door iets anders benadrukt. We zien geen tekenen van menselijk lijden, ook geen doornenkroon. Longinus doorboort met de lans de rechterzijde van Jezus. Dat betekent dat het moment is afgebeeld waarop Jezus al is overleden. Toch wordt hij afgebeeld met het hoofd omhoog en de ogen geopend. Dat is in tegenstelling met hetgeen wij bijvoorbeeld bij Johannes lezen: “Hij boog het hoofd en gaf de geest.” (19: 30) Niets daarvan! Jezus richt zich zelfs actief tot de persoon die rechts van hem werd gekruisigd: “Voorwaar, ik zeg u, heden zult gij met mij in het paradijs zijn.” (Lucas 23:43) Jezus maakt de berouwvolle zondaar duidelijk dat hij vandaag nog zal delen in zijn triomf op de dood.
Houten reliek-doosje met stenen van heilige plaatsen in het Heilig Land die een Syrische pelgrim mee naar huis had genomen.
24 x 18,4 x 1 cm,
ca. 600, herkomst doosje Syrië of Palestina, Kapel Sancta Sanctorum in het Paleis van Lateranen, Rome
Op de kruisigingsvoorstelling op het reliekdoosje draag Jezus het colobium. Deze mantel komt tot in de 10de eeuw voor op kruisigingsvoorstellingen.
Kruisiging met Jezus in het colobium, fresco, ca. 750, Santa Maria Antica, Rome.
Op het fresco in de Santa Maria Antica steekt Longinus de punt van de lans in de zijde van Jezus. Ondanks het feit dat hij dus al gestorven is heeft Jezus het hoofd opgeheven en richt zich actief tot Maria. Zij heft de handen onder haar gewaad in een gebaar van smart omhoog, bijna precies hetzelfde manier als zij ca. 165 jaar eerder deed op de kruisigingsminiatuur in het Evangelieboek van Rabbula.
Opstanding uit het graf en dé Paasboodschap
In de Eerste brief aan de christenen van Korinthe wordt duidelijk dat voor Paulus de opstanding van Jezus de kern van het geloof is en het ultieme antwoord op de vragen over de zin van het menselijk bestaan. Laten we eens kijken hoe dat zit.
Op de afbeelding onder de kruisiging zijn wij getuige van de gebeurtenissen op Paasmorgen. We zullen zien dat de voorstelling Jezus’ triomf op de dood bevestigt. Mattheus schrijft: “Na de Sabbat, bij het aanbreken van de eerste dag van de week, kwamen Maria Magdalena en de andere Maria het graf bezoeken. En zie er brak een hevige aardbeving los. Want een engel des heren daalde af van de hemel, rolde de steen weg en ging erop zitten. Zijn aangezicht was als de bliksem en zijn kleed wit als sneeuw. De wachters sidderden voor hem van vrees en werden als doden.” (Mattheus 28: 1-4) De voorstelling is vrij exact naar de woorden in het Evangelie van Mattheus. De twee vrouwen zijn naar het graf gekomen om het lichaam van Jezus te balsemen. De voorste, met de nimbus is ongetwijfeld Maria Magdalena. Zij draagt een kruikje met balsemolie in de linkerhand. Het gebouwtje in het midden doet niet direct denken aan een Romeins graf. Het heeft meer weg van het paviljoen dat onder de koepel van de Opstandingskerk in Jeruzalem het graf van Jezus markeerde. Een soortgelijk bouwwerk treffen we aan op het mozaïek van de opstanding in de Sant’Apollinare Nuovo.
De deur staat open en lichtstralen schieten naar buiten. Wellicht moeten we hierbij denken aan het geraas en bliksem waarover Mattheus schrijft bij de nadering van de engel. De wachters schrikken van de lichtstralen, deinzen achteruit en vallen op de grond. De engel heeft een duidelijk roder gezicht dan de andere personen op de voorstelling: “Zijn aangezicht was als de bliksem.” en hij draagt een “kleed wit als sneeuw.” Hij zit op de grafsteen die hij heeft weggerold en richt zich tot de vrouwen. Mattheus: “Maar de engel sprak tot de vrouwen: Vreest niet, want ik weet, dat gij Jezus zoekt, de gekruisigde. Hij is niet hier, want hij is verrezen, zoals hij gezegd heeft.” In een andere vertaling: “Wees niet bang, jullie zoeken Jezus, die aan het kruis gestorven is. Hij is niet meer hier. Hij is opgewekt uit de dood!” Ik haal twee vertalingen aan omdat het hier gaat om dé Paasboodschap! De engel verkondigt wat door geen sterveling is waargenomen, ook niet waar te nemen was, omdat het niet op aarde is gebeurd. Jezus werd als het ware opnieuw geboren in de hemel. Daar kon dus niemand op aarde getuige van zijn geweest. Daarom moest een boodschapper die “afdaalde uit de hemel” de vrouwen de boodschap brengen dat Jezus is opgestaan uit de dood.
Het moment dat Jezus uit de dood verrijst wordt in deze tijd niet afgebeeld. Dat gebeurt pas in de Middeleeuwen, wanneer men Christus zichtbaar uit het graf laat stappen, en zo van een geloofsmysterie een zichtbare gebeurtenis maakt; dat Jezus doodleuk uit het graf stapt. In de vroegchristelijke periode houdt men zich beter aan de evangelietekst. We zien alleen het beeld van de vrouwen bij het graf; zij zijn geen getuige van de verrijzenis, maar horen alleen wat de engel verkondigt over hetgeen is gebeurd. De engel verkondigt het grote geloofsgeheim: men moet de Heer niet bij de doden zoeken, hij leeft bij God. Dat is dé Paasboodschap. Wanneer wij, zo is de kerngedachte in de prediking van Jezus, zijn voorbeeld volgen, dan zullen wij hem ook kunnen volgen in zijn opstanding uit de dood en de vereniging met zijn Vader.
Jezus leeft! De evangelisten schrijven uitvoerig over de vele verschijningen na diens dood. Zij vormen voor de gelovigen een bewijs dat hij leeft. Mattheus beschrijft de eerste verschijning kort: “En zie, daar kwam Jezus hen tegen, en sprak: Weest gegroet. Ze kwamen nader, omklemden zijn voeten, en aanbaden hem.” (Mattheus 28: 9) Rechtsonder groet Jezus de vrouwen die aan zijn voeten knielen. Zij kijken naar boven en kunnen niet anders constateren dan: “Tja, hij leeft”. De engel had gelijk, men moet Jezus niet bij de doden zoeken: “Hij is niet meer hier. Hij is opgewekt uit de dood!”
p.s. Gisteren kreeg ik een mailtje van Maria van Beek. Zij wees mij op een voorstelling van een ivoren paneel in het British Museum in Londen met een kruisiging met het lichaam van Jezus. In het boek dat zij had geraadpleegd wordt dat paneel gedateerd ca. 420. Dat is ruim vroeger dan de kruisigingsminiatuur in het Evangelieboek van Rabbula (586). Om na te gaan of die datering van dat paneel correct is, heb ik een ander boek bij de hand genomen. De schrijvers van dat boek komen tot bijna dezelfde datering. Ook in de Santa Sabina in Rome zien we op de houten deur uit de vijfde eeuw een voorstelling van een soort van kruisiging met het lichaam van Jezus en de twee misdadigers, maar zonder kruisen! In tegenstelling tot hetgeen ik in bovenstaand artikel suggereerde zijn er dus wel degelijk voorstellingen van Jezus aan het kruis die dateren van voor 586. Al mijn opmerkingen, dat het Evangelieboek van Rabbula de vroegste voorstelling van een kruisiging met het lichaam van Jezus aan dat kruis toont moeten in dat kader worden bezien. Ik zal het artikel wat dat betreft aapassen.
gebruikte literatuur
- Caillet, Jean-Piere, La vie d’éternité. La sculpture funéraire dans l’Antiquité chrétienne, Parijs 1990
- Weitzmann, Kurt, Laat-antieke en vroeg-christelijke miniaturen, Utrecht 1977
- Ziehr, Wilhelm, Das Kreuz, Symbol, Gestalt, Bedeutung, Stuttgart 1997
- Bröker, Paul, Rondom Pasen, Iconografie in de beeldende kunst rondom de opstanding van Christus, Utrecht 1998
- Wellen, Gerard, De verbeelding van het Woord. De oudchristelijke wereld (200-600), Baarn 1999
- Landsberg, Jacques de, L'Art en croix, le thème de la crucifixion dans l'histoire de l'art, Roubaix, 2001
- Ossewaarde, Jos, Beelden van hoop en verwachting. Een onderzoek naar de afbeeldingen en hun betekenis op Romeinse christelijke kindersarcofagen uit de 3e en 4e eeuw, proefschrift Universiteit Tilburg 2012
Comments