Een kunstwerk centraal IV
Gisteren ben ik naar mijn moeder geweest. Wanneer ik haar bezoek vertel ik altijd wel een verhaal uit de Bijbel, uit de klassieke mythologie of verhalen en legendes uit de geschiedenis of de wereldliteratuur. Zij is nogal vergeetachtig en vindt het geen enkel probleem wanneer ik een verhaal vertel dat ik al eerder heb verteld of soms zelfs al wel enkele keren. Leuk zelfs! Een van haar favoriete verhalen is het verhaal over de rivier de Lethe (van Grieks Lèthè: vergetelheid) in de versie van de Divina Commedia van Dante. Bij Dante is dit een rivier op de Louteringsberg waarin de mensen die werkelijk berouw tonen en ook boete hebben gedaan worden ondergedompeld. Daarna zijn zij al hun slechte daden voor eeuwig vergeten. Alleen de goede en prettige herinneringen blijven. Daarna kan de overledene het Paradijs betreden. Mijn moeder vindt dat een te koesteren gedachte!
Zij hoort niet meer zo goed en volhardt erin de naam van de rivier te verstaan en te benoemen als ‘Leegte’. Een mooier misverstand kun je je niet bedenken wanneer je je realiseert dat het gaat om het leegmaken van je hoofd van herinneringen aan dingen die je beter niet had kunnen doen. Tegenover haar houd ik het voortaan dan ook maar op de rivier de Leegte!
Tobit en Anna
Een ander favoriet verhaal van mijn moeder is dat van Tobit en Anna uit het Boek Tobias (ook wel het Boek Tobia of het Boek Tobit genoemd). Binnen de katholieke en de oosters-orthodoxe traditie maakt het boek als deuterocanoniek (dat wil zeggen ‘in tweede instantie aan de canon toegevoegd’) deel uit van het Oude Testament. De meeste protestanten beschouwen het als een apocrief geschrift. In de Statenvertaling van 1637 werd het Boek Tobias bij de Apocriefe boeken opgenomen. In die versie verschilt het verhaal af en toe sterk met het verhaal in een katholieke Bijbel.
In het het begin van het verhaal wordt Tobit blind. Daarmee zal mijn moeder zich wel kunnen identificeren. Zij is al enige jaren stabiel slechtziend. Ik probeer daarom het schilderij van Rembrandt met Tobit en Anna met het bokje en diens ets met de thuiskomst van Tobias zo beeldend mogelijk te vertellen. Het tonen van de afbeeldingen van de kunstwerken van Rembrandt laat ik achterwege.
Het Boek Tobias moet Rembrandts favoriete Bijbelboek zijn geweest: het was voor hem het uitgangspunt voor maar liefst 5 schilderijen, 20 tekeningen, en 3 etsen.
Rembrandt, Tobit en Anna met het bokje
Tot de vroege werken van Rembrandt (1606-1669) behoort het aandoenlijke schilderij Tobit en Anna met het bokje in het Rijksmuseum. Het schilderij kenmerkt zich nog door een vrij bont coloriet waaraan we de leermeester van Rembrandt Pieter Lastman herkennen. Wanneer we het verhaal nog eens doorlezen én de opgelaaide emoties van het moment dat Rembrandt in beeld brengt op ons laten inwerken, blijkt dat de jonge kunstenaar al heel goed in staat was op overtuigende en treffende wijze de spanning van een Bijbelverhaal aan te voelen.
Tobit en Anna met het bokje, Rembrandt, 39,5 x 30 cm, 1625, Rijksmuseum
Het verhaal
Wat was het geval? In het eerste hoofdstuk van het Boek Tobias wordt verteld dat Tobit samen met zijn vrouw Anna en hun zoon en hun hele stam in ballingschap naar de stad Ninivé waren gedeporteerd. Hij had zich daar als taak gesteld zijn geloofsgenoten die waren gedood te begraven. “Nu gebeurde het eens, dat hij vermoeid van het begraven thuis kwam, zich tegen de muur te ruste legde en insliep; en terwijl hij sliep viel er uit een zwaluwnest warme drek op de ogen, zodat hij blind werd.” (Tobias 2: 10-11) In de Statenvertaling wordt het verhaal net iets anders verteld: “En in diezelfde nacht keerde ik weder na het begraven, en derwijl ik onrein was, sliep ik aan de muur van de woonplaats en mijn aangezicht was ontdekt, en ik wist niet dat er mussen in de muur waren; en mijn ogen opgedaan zijnde, zo wierpen de mussen hete mest in mijn ogen, en daar kwamen witte schellen op mijn ogen en ik ging tot de medicijnmeesters.” (Tobias 2: 10-11) Opvallend is dat het verhaal in de Statenvertaling in de ik-vorm staat zoals de engel hem had bevolen: "En nu dankt God, want ik klim op tot degene, die mij gezonden heeft, en schrijf al wat geschied is in een boek." (Tobias 12: 22) In de Statenvertaling valt nog een ander belangrijk verschil op. Tobit sliep buiten omdat hij onrein was. Hij was immers met een dode in aanraking gekomen en sliep daarom een voorgeschreven aantal dagen niet in zijn huis. Het derde verschil is dat het in de Statenvertaling om mussen gaat en niet om zwaluwen. In die twee verzen zien we dus drie belangrijke verschillen. De Statenvertaling is uit 1637. Dat is ná het ontstaan van het schilderij van Rembrandt. Er zijn goede redenen om aan te nemen dat Rembrandt de Statenvertaling sowieso niet in zijn bezit had, ook niet de tweede uitgave van 1657.
Detail van Tobit en Anna met het bokje, Rembrandt
Op het aantrekkelijk paneeltje in het Rijksmuseum heeft de twintigjarige (!) Rembrandt (1606-1669) het Bijbelverhaal vastgelegd. Zijn talent om emoties van figuren overtuigend weer te geven komt hier al krachtig naar voren. We herkennen de verdrietige en hopeloze onmacht in de houding, in het gelaat en de ogen van de oude Anna. Het is duidelijk dat het haar niet lukt haar man te overtuigen. We worden ook getroffen door de wanhoop van Tobit die bidt om te mogen sterven. We zien de overgave van de oude man, het doorgroefde gelaat dat getekend is door smart; de gewrongen handen en de manier waarop hij deze radeloos smekend tot God richt: “Heer, beveel dat mijn geest opgenomen worde, opdat ik ontbonden mag zijn en tot aarde worde.” Buitengewoon treffend is de blindheid van Tobias weergegeven. De ogen die hij weliswaar naar de hemel richt, laten overduidelijk geen gezichtsvermogen toe. Men kan zich nauwelijks voorstellen dat een twintigjarige jongen zich al zo kan inleven in de emoties die een verhaal oproepen.
Zelfportret van Rembrandt op ca. 22-jarige leeftijd, Rembrandt ca. 1628, olieverf op paneel: 22,6 x 18,7 cm. Rijksmuseum
En dan de kleren van Tobit! Hij draagt een met bont afgezette mantel, die erg kostbaar moet zijn geweest. Het verwijst naar zijn vroegere status. Het is duidelijk dat de drager ooit zeer vermogend was, maar tegelijkertijd zien wij dat zijn rijkdom voorbij is. Het gewaad is versleten, gescheurd en rafelt aan alle kanten. Op verschillende plaatsen is het met lappen stof verstevigd en opgelapt.
Detail van Tobit en Anna met het bokje, Rembrandt
Ook de kapotte schoenen en het kleed dat onderop in sleetse lappen naar beneden hangt herinneren aan de vergane rijkdom van Tobit. Het trouwe hondje krijgt zijn rol in het verhaal nog wel!
Detail van Tobit en Anna met het bokje, Rembrandt
De reis van Tobias
Tobit en Anna hadden een zoon, die hij zijn eigen naam had gegeven: Tobias. In heel wat Bijbels wordt Tobit ook Tobias genoemd of andersom. Dan treden er dus twee personen op met de naam Tobias. Omwille van de duidelijkheid gebruik ik twee verschillende namen.
Tobit had geld geleend aan een zekere Gabaël. Hij vraagt Tobias op reis te gaan om het geld terug te vragen. Hij wordt onderweg vergezeld en op allerlei manier geholpen en beschermd door een edele, maar onbekende jongeman. Het is de engel Rafaël. Pas op het einde van het verhaal maakt de engel zich bekend. De hond mag ook mee!
Zij komen bij de rivier de Tigris. “Toen Tobias daar zijn voeten ging wassen, schoot er plotseling een grote vis naar voren, die zich in zijn voet wilde vast bijten. Geheel van streek, gilde Tobias het uit: Heer hij valt mij aan. Maar de engel sprak: Grijp hem bij de kieuwen en trek hem naar u toe.”
Tobias schrikt van de vis, Rembrandt, pen- en penseeltekening: 20,6 x 28,9 cm, ca. 1650, Kobberstiksamling, Kopenhagen
Aan de oever van de Tigris wordt Tobias aangevallen door de grote vis. De tekening van Rembrandt toont het moment dat het dier driegend uit het water schiet. Tobias deinst van schrik achteruit en ook de hond zet zich schrap. Alleen de onbekende man blijft rustig: “Toen sprak de engel: Haal de ingewanden uit de vis, en leg de gal, het hart, en de lever terzijde; want die kunnen goede diensten bewijzen als geneesmiddel. Toen hij dit had gedaan bakten zij de vis en aten ervan.” (Tobias 6: 2-6)
De terugkeer van Tobias
Ondertussen maken Tobit en Anna zich grote zorgen om hun zoon. Hij bleef wel heel lang weg! Dit kwam door allerlei lotgevallen en gebeurtenissen onderweg en vooral omdat hij nogal onverwacht met Sara trouwde. Zijn schoonfamilie wenste er een groots en langdurig huwelijksfeest van te maken. Toen Tobias en de engel eindelijk de ouderlijke woning naderden sprak de Rafaël: “Als gij binnenkomt in uw huis, ... ga dan naar uw vader en kus hem. Bestrijk zijn ogen met de gal van de vis, die gij bij u hebt; want gij kunt er zeker van zijn dat zijn ogen terstond zullen open gaan, zodat uw vader het licht van de hemel kan zien en zich in uw aanblik verheugen.” (Tobias11: 7-8)
Bij het naderen van de woning kon de hond niet meer wachten. Fikkie snelt zijn baasje vooruit en rent het huis binnen: “De hond die hen onderweg vergezeld had, liep intussen vooruit en als bode van het blijde nieuws, kwispelde hij vrolijk met zijn staart. Toen stond de blinde vader op en strompelend begon hij te lopen. Hij strekte zijn handen uit naar zijn kind en liep zo zijn zoon tegemoet. Hij omhelsde en kuste hem; zijn vrouw deed evenzo en beiden begonnen te huilen van vreugde.” (Tobias 11: 9-11)
De blinde Tobit, Rembrandt, ets: 16,1 x 12,9 cm, 1651
Museum Het Rembrandthuis, Amsterdam
Rembrandt stelt zich voor hoe het er zo ongeveer aan toe moet zijn gegaan, geeft er zijn eigen draai aan en maakt een van zijn meest ontroerende etsen. Op de ets heeft de kunstenaar de andere hoofdrolspelers weggelaten: Anna is er niet bij en ook zijn zoon, diens vrouw Sara en de engel zijn afwezig. Ook brengt de kunstenaar het traditionele moment van de omhelzing vóór het huis niet in beeld. Rembrandt kiest voor een andere benadering en een ander moment. Dit alles stelt hem in staat zich volledig te concentreren en in te leven in de gemoedstoestand van de beproefde oude vader die weet dat hij zo dadelijk eindelijk zijn zoon in zijn armen zal kunnen sluiten.
Rembrandt gunt ons een blik in de huiskamer van Tobit. Omdat Anna al naar buiten was gesneld is Tobit alleen in de kamer achter gebleven. De enthousiaste hond had hem de blijde tijding van de thuiskomst van Tobias al wel aangekondigd, maar hij was niet zo vlot meer als zijn vrouw. Tobit is, zo snel als dat voor de oude man met zijn stramme ledematen mogelijk is, uit zijn stoel voor de haard opgesprongen en strompelt nu met zijn stok in de hand en de andere tastend voor zich uit naar buiten om zijn zoon te kunnen omhelzen. In zijn enthousiasme is hij een beetje gedesoriënteerd en heeft hij even niet gedacht aan de plaats waar het spinnenwiel van zijn vrouw staat: hij heeft het omver gelopen. Maakt niet uit: mijn zoon komt eraan! Op de tast gaat hij verder. Het hondje dat blij is zijn oude baasje weer te zien legt zijn kopje tegen Tobit aan. Weet dat stomme beest veel! Natuurlijk heeft het lieve dier niet in de gaten dat de blinde over hem heen kan vallen. Er doet zich nog een tweede gevaar voor! Tobit weet natuurlijk heus wel zo ongeveer waar hij de weg naar buiten moet vinden, maar in zijn opwinding is hem op dit moment blijkbaar ontgaan waar de precieze plek van de deuropening is. Wij zien dat hij door alle consternatie aan de verkeerde kant van de openstaande deur terecht is gekomen. Wanneer Tobias nog even zo door schuifelt, loopt hij de opening van het huis mis en zal zo dadelijk met zijn hoofd tegen de zijkant van de deur botsen en vervolgens tegen de muur aanlopen. Wat heeft Rembrandt de blinde man treffend getypeerd, wat een inleving en wat een aandoenlijk beeld van een blinde!
Detail van de blinde Tobit, Rembrandt
Ik zag onderstaand schilderij voor het eerst op de tentoonstelling Jonge Rembrandt in Museum De Lakenhal in Leiden (2019-2020). Het schilderij werd toegeschreven aan Rembrandt, maar eerder ook aan Jan Lievens en Gerard Dou. Zij zouden er ook alle drie in het atelier van Rembrandt aan gewerkt kunnen hebben. De laatste twee zijn leerlingen van Rembrandt en zouden er in het atelier van Rembrandt aan bezig kunnen zijn geweest. Tegenwoordig wordt het over het algemeen toegeschreven aan Pieter Hermansz. van der Elst (1618-1688), een leerling van Gerard Dou. Voor B. Haak staat vast dat het schilderij door Rembrandt is gemaakt.
Tobit bij de terugkeer van Tobias, Rembrandt / Pieter Hermansz. van der Elst, olieverf op
doek, 108,5 x 143 cm 1627-1635, Suermondt-Ludwig Museum, Aken
Het schilderij toont in ieder geval een aantal zaken die we al tegen kwamen op het schilderij met Tobit en Anna met het bokje en de ets met de blinde Tobit die zijn zoon tegemoet gaat. Voor zover ik kan nagaan was Rembrandt de eerste die op het schilderij met Tobit en Anna met het bokje ons met de ooit zo kostbare maar nu tot op de draad versleten en op verschillende plaatsten opgelapte mantel tegelijkertijd herinnert aan de vroegere rijkdom van Tobit én zijn huidige armoede. Op het schilderij in het Suermondt-Ludwig Museum wordt de armoede van de eens zo rijke man ook door de versleten mantel van Tobit in beeld gebracht. De satijnen mantel is zeer kostbaar geweest. Maar ook deze mantel heeft Anna met lappen stof nog enigszins draagbaar kunnen maken. Dit kan de armoede echter niet verhullen. De zoom is deels losgeraakt en het gouddraad rafelt.
Ook het omgevallen spinnenwiel en het mislopen van de deuropening zijn elementen dat wij al bij Rembrandt tegen kwamen.
Detail van Tobit bij de terugkeer van Tobias, Rembrandt / Pieter Hermansz. van der Elst
Door de deuropening zien we Tobias het huis naderen. In de schaduw is Anna haar zoon tegemoet gesneld en omhelst hem. Achter Tobias volgt de engel, gezeten op een ezel nauwlettend wat er zich binnenshuis afspeelt. Hij ziet wat Tobit aanricht. Hij heeft van alles omver gestoten: een stoel, een kruik en ook weer het spinnenwiel. De afbeelding in detail is door mij wat lichter gemaakt en ook bijgekleurd om de scène buiten het huis wat beter zichtbaar te maken. In mijn herinnering geeft de volledige foto de situatie van het schilderij vrij goed weer. Wellicht is het vernis donker geworden.
Detail van Tobit bij de terugkeer van Tobias, Rembrandt / Pieter Hermansz. van der Elst
De engel neemt afscheid van Tobit en zijn gezin
Aan het slot van het verhaal roept Tobit zijn zoon bij zich en vraagt zich af wat zij de man die hem op zijn reis zo goed heeft bijgestaan als beloning zullen geven. Tobias gaf zijn vader ten antwoord: “… wat kan er opwegen tegen zijn weldaden. Hij heeft mij behouden heen en terug gebracht en bij Gabaël het geld gehaald dat hij u schuldig was; hij heeft mij een vrouw bezorgd, de boze geesten bij haar uitgedreven en haar ouders vreugde verschaft; hij heeft mij gered uit de greep van de vis en u zelf het licht van de hemel weer doen aanschouwen. … Wat kunnen wij hem geven dat daar tegen opweegt?” Ze besluiten hem de helft van het geld te geven dat Tobias en de man hebben teruggebracht. Daar wil deze niets van weten: ‘’Richt uw aandacht tot God in de hemel en looft hem tegenover al wat leeft, want hij heeft u zijn barmhartigheid bewezen. … Ik ga u nu de waarheid bekend maken en wat nog omsluierd is zal ik u niet langer verbergen. Toen gij onder tranen uw gebeden verrichtte, toen gij de doden begroef en uw eten ervoor liet staan, toen gij overdag de doden in uw huis verborg om hen
’s nachts te begraven, toen droeg ik uw gebeden op aan de Heer. Maar omdat gij welgevallig was aan God, daarom moest gij door lijden worden beproefd. … Want ik ben de engel Rafaël. … Toen zij dit hoorden schrokken zij hevig en wierpen zich sidderend neer. … Maar de engel zei tot hen: vreest niet… zegent hem en zingt hem lof. … Toen hij dat gezegd had werd hij aan hun ogen onttrokken…” (Tobias 12: 6-21)
De engel verlaat Tobit en zijn gezin, Rembrandt
olieverf op paneel: 68 x 52 cm, 1637, Musée du Louvre, Parijs
Op het schilderij laat Rembrandt ons het heengaan van de engel zien én het moment net daarvoor, namelijk het moment dat de man zich zojuist bekend heeft gemaakt als de engel Rafaël. We zien de angst en verbijstering waarin hij hen achterlaat. Tobias en Sara kijken angstig naar de verdwijnende engel. Anna wendt zich juist van dat tafereel af en ook het hondje voelt zich allerminst op zijn gemak. Zijn schrik is schitterend als de paniek van een hond getypeerd: het lichaam is volledig gespannen en angstig kijkt hij achterom naar de engel. Tobit is al op de grond gevallen. Hij zou daar drie uur met zijn vrouw, zoon en schoondochter diep gebogen blijven liggen om God te loven. Daarna stonden zij op en verkondigden al zijn wonderdaden.
Gebruikte literatuur
- Bruyn, Rembrandt’s keuze van Bijbelse onderwerpen, Utrecht, 1959
- Tümpel, Chr. ‘Ikonographische Beiträge zu Rembrandt’, in: Jahrbuch der Hamburger Kunstsammlungen 13 (1968), p. 95-126
- Tümpel, Chr. ‘Studien zur Ikonographie der Historien Rembrandts’, in: Nederlands Kunsthistorisch Jaarboek 20 (1969), p. 107-198
- Gerson, H. De schilderijen van Rembrandt, Amsterdam, 1969
- Tümpel, Chr., Rembrandt legt die Bibel aus. Zeichnungen und Radierungen aus dem Kupferstichkabinett der Staalichen Museen Preussicher Kulturbesitz (tentoonstellingscatalogus), Berlijn 1970
- Benesch, O, The drawings of Rembrandt,. Enlarged and edited by Eva Benesch, 6 delen, Londen, 1973
- Haak, B., Rembrandt, zijn leven, zijn werk, zijn tijd, Den Haag, ca. 1976
- Hoekstra, H. Rembrandt en de Bijbel. Het Oude Testament Deel 3: Aan de stromen van Babylon, Utrecht, 1984
Comments