Lucas van Leyden, Phyllis en Aristoteles
Dat bedroch der Vrouwen (1528-1531) is een bundel als vermakelijk bedoelde verhalen over mannen die door vrouwen worden bedrogen. Het boek werd samengesteld en gedrukt door de schrijver, drukker en boekenverkoper Jan van Doesborch (ca. 1470-’80 – 1536), vanaf 1531 aanwijsbaar in Utrecht.
Inleiding
Een van de eerste dagen van de week breng ik tijdens de koffie altijd wel even ter sprake wat mijn plannen zijn voor een nieuw artikel op Kunstblikken. Tot afgelopen woensdag had ik daar nog niet serieus over nagedacht. Daarom vroeg ik aan Jantje of zij wellicht een leuk idee had. Dat was niet aan dovenmansoren gericht! Alsof zij al maanden vond dat ik over het onderwerp waar zij mee kwam wel eens eerder had kunnen schrijven riep zij ‘Vrouwenlisten natuurlijk!’. Zij was al vaker met mij mee geweest naar lezingen over dit onderwerp. Dat was in de tijd dat ik nog nog lezingen verzorgde voor Helikon. Ik verzorg nog steeds lezingen. Wanneer er vanuit een vereniging, culture kring of een vriendenclub enz. een aanvraag voor een lezing binnen komt stuur ik mijn lezingenmap op met de titels en een korte beschrijving van de lezingen. Tot op heden worden de kerstlezingen over de iconografie en symboliek rondom de geboorte van Jezus én de lezing over vrouwenlisten het meest gekozen. Aanvankelijk verbaasde het mij dat het vaak vrouwen zijn die voor ‘Vrouwenlisten’ kiezen. Een week of vier geleden was het een vriendinnengroep die de lezing Vrouwenlisten als cadeau had aangeboden aan een lid van de groep die jarig was. In een gesprekje na afloop sprak ik mijn verbazing erover uit dat het vrijwel altijd groepen vrouwen zijn die voor het thema kiezen of een gemengde groep, maar nooit een groep mannen! Even opmerkelijk is dat vrijwel alle boeken die ik over het onderwerp heb kunnen raadplegen zijn geschreven door vrouwen. De initiatiefneemster van de laatste lezing vertelde mij dat zij die lezing al eens bij Helikon had gehoord en dat het haar wel wat leek voor de jarige. Zij was het met een van de dames eens die zei het gewoon grappig te vinden hoe mannen door vrouwen voor de gek worden gehouden en op de hak worden genomen.
Daarmee sloeg zij inderdaad de spijker op zijn kop. Het gaat bij het thema vrouwenlisten inderdaad om verhalen die in onze tijd als grappig worden ervaren. Het gaat om een groot aantal (vaak) legendarische vertellingen die spelen in de klassieke oudheid of een Bijbelse, mythologische of historische achtergrond hebben. Het zijn verhalen waaruit vrijwel altijd blijkt dat vrouwen met sluwe listen, fraaie voorspiegelingen en door bedrieglijk te manoeuvreren mannen voor zich weten te winnen. De fysiek sterkere mannen met aanzien en macht moeten het onderspit delven wanneer vrouwen hun belangrijkste wapens inzetten: vrouwelijke charme en verleidingskracht, ‘vrouwelijke sluwheid' en ‘vrouwelijke leugenachtigheid’. Daardoor worden mannen op het verkeerde been gezet; ze worden belachelijk gemaakt of in het verderf gestort, verraden en in een veel gevallen leidt het zelfs tot hun dood. Alleen werden de verhalen indertijd niet gebruikt om grappig gevonden te worden! Er zit een heel serieuze moraal in de verhalen. Ze werden indertijd aan mannen voorgehouden om hen voor vrouwen te waarschuwen: vrouwen helpen mannen naar hel en verdoemenis … zo was indertijd in ieder geval de gedachte. Iets van die waarschuwing klinkt al door in een Nederlands versje uit de 16de eeuw:
Sints Adam, ons eerste vader
David, Sampson, Salomon algader
Bedroghen sijn van wiven
Wie zal dan onbedrohgen bliven?
Hieronder een omzetting naar het hedendaags Nederlands waarbij ik heb geprobeerd de rijm van het versje zoveel mogelijk aan te houden:
Sinds Adam, onze eerste vader
David, Simson, Salomon algader [tezamen]
Bedrogen zijn door wijven
Wie van ons zal onbedrogen blijven?
De moraal van het versje wijst mannen erop dat wanneer zelfs grote Bijbelse figuren als Adam, David, Simson en Salomon door vrouwen zijn bedrogen dat dit iedere man gemakkelijk kan overkomen.
Pieter (I) Coecke van Aelst, Jozef en de vrouw van Potifar,
olieverf op paneel: 48,5 x 84 cm., ca. 1540,
Museum Catharijneconvent, Utrecht, foto Ruben de Heer
In de Bijbel wordt verteld dat de vrouw van Potifar probeert Jozef te verleiden. Jozef, die in dienst is van Potifar, weigert op haar avances in te gaan.
Het schilderij van de Vlaamse kunstenaar Pieter (I) Coecke van Aelst (1502-1550) geeft de mislukte verleidingspoging heel suggestief weer. We zien het onopgemaakte en tamelijk wanordelijke hemelbed dat verwijst naar het gevecht tussen Jozef en de vrouw van Potifar. Jozef zet het op een rennen. In haar pikante doorzichtige gewaad rent de vrouw achter Jozef aan. Zij grijpt hem bij zijn mantel om hem te beletten te vluchten. Rechts in het doorkijkje zien we de vrouw van Potifar met de mantel van Jozef. Zij is er verbolgen over dat Jozef niet op haar voorstellen is ingegaan en toont de mantel aan haar man om daarmee te bewijzen dat Jozef in haar slaapvertrek is geweest en had geprobeerd haar te verkrachten. Jozef wordt gevangen genomen. (Genesis 39)
In een middeleeuws prentenboek voor onvolwassenen lezen we onder een afbeelding van het verhaal uit het Oude Testament van de kuise Jozef die de verleidingskunsten van de wellustige vrouw van Potifar wist te weerstaan: 'Lieve kynt, wilste oncuushheit scuwen, so selste der vrouwengesellscap vlien: ofwel vrij omgezet naar het hedendaagse Nederlands: 'Lief kind, wanneer je kuis wilt blijven hoed je dan voor vrouwengezelschap'. Daarmee hebben we de toon van het verhaal van vandaag wel gezet!
Dirck Volkertsz. Coornhert naar Maarten van Heemskerck, De duivel vervult het menselijk hart met begeerte naar rijkdom, macht en genot, gravure:
ca. 275 x 195 mm., 1550, Rijksprentenkabinet / Rijksmuseum, Amsterdam
Nadat de duivel Eva voor zich had gewonnen zou hij het zijn die al haar vrouwelijke nakomelingen ertoe aanzet ook de man in het verderf te storten. De vrouw wordt het werktuig in de handen van de duivel. Op de prent van Coornhert is de duivel goed te herkennen aan zijn hoorns, vleugels, staart en zijn benen die uitlopen in klauwen. Met palet en schilderskwast wordt hij voorgesteld als een schilder. Hij schildert echter niet op een doek of paneel, maar op een groot menselijk hart met daarboven de aorta. Op dat hart schildert hij een aantal ijdele, ledige en aardse dus in feite onbeduidende zaken. Daar wijst het onderschrift van de prent op:
Met iidelheiit Verbeelt de duiiuel des menscen harte
Dies hem die lust beriechlick Vanc het eeiint brenget die smarte
De duivel schildert op een groot menselijk hart dat hij vervult met aardse begeertes: een zak geld (rijkdom), kronen en scepters (macht) en een naakte vrouw (wellust). Het hart van de jongeman achter de duivel is daar wel gevoelig voor. Gefascineerd en begerig kijkt hij toe terwijl hij niet in de gaten heeft dat een fraaie jongedame hem letterlijk strikt: wanneer hij ingaat op de aantrekkelijke voorspiegelingen van de duivel zal dit uiteindelijk alleen maar ‘smarte’ brengen.
Detail van de ontwerptekening van Maarten van Heemskerck, De duivel vervult het menselijke hart met begeerte naar rijkdom, macht en genot, 1548-1555, Rijksprentenkabinet / Rijksmuseum, Amsterdam
Lucas van Leyden en Philips Galle
De Leidse kunstenaar Lucas van Leyden (1494-1533) is vooral bekend als prentenmaker, met name gravures en houtsneden. Daarnaast zijn er vele tekeningen en zo’n twintig schilderijen van hem bewaard gebleven. Hij wordt gerekend tot de vroegste Renaissance kunstenaars in de Noordelijke Nederlanden. Lucas van Leyden maakte twee series prenten met vrouwenlisten: de Grote serie Vrouwenlisten (vervaardigd tussen 1512-1516) de Kleine serie Vrouwenlisten (vervaardigd tussen 1515-1519). De prenten uit de series met vrouwenlisten van Lucas van Leyden vormen in dit artikel het vertrekpunt voor de verschillende thema’s. In de christelijke cultuur is de zondeval vanzelfsprekend het uitgangspunt om de mannen te wijzen op het gevaar van vrouwen.
Dat is ook het geval bij een belangrijke en invloedrijke serie gravures met zes vrouwenlisten van de prentenmaker Philips Galle (Haarlem 1537-1612 Antwerpen).
De zondeval
Lucas van Leyden, De zondeval, Grote serie Vrouwenlisten (serietitel), houtsnede, bijgewerkt met pen op papier: 410x293 mm., 1512-1516, Rijksprentenkabinet / Rijksmuseum, Amsterdam
Lucas van Leyden, De zondeval, Kleine serie Vrouwenlisten (serietitel), houtsnede, bijgewerkt met pen op papier: 241x 170 mm., 1515-1519, Rijksprentenkabinet / Rijksmuseum, Amsterdam
Op beide houtsneden van Lucas van Leyden biedt Eva Adam een vrucht aan. Op de achtergrond worden zij door een engel met een geheven zwaard uit het Paradijs verdreven. Zoals God het had gezegd worden zij en al hun nakomelingen sterfelijk.
Wanneer we de twee prenten met de Zondeval van Lucas van Leyden met elkaar vergelijken wordt duidelijk dat zij niet heel veel van elkaar verschillen. Daarom wordt in het vervolg steeds één prent uit een van beide series behandeld.
In het Nederlandse versje uit de 16de eeuw is het ‘Adam, ons eerste vader …’ die de gevolgen ondervindt van het samenspel van de eerste vrouw met de duivel. Aangespoord door zijn mooie voorspiegelingen geloofde Eva werkelijk dat zij na het eten van de vruchten van de boom waarvan God het had verboden te eten niet, zoals God dat had gezegd zou sterven, maar dat zij gelijkwaardig aan hem zou worden. Nadat zij van de vruchten had gegeten zou de duivel haar hebben aangezet ook Adam te verleiden te eten van de vruchten van de boom, en ook hij at. Zij en al haar vrouwelijke nakomelingen zijn daarmee het werktuig in de handen van de duivel geworden die door hem worden aangespoord ook de mannen voor zijn zaak te winnen.
Ik heb op deze blog al eerder geschreven dat Augustinus (354-430) erop had gewezen dat de aard van de zonde die Adam en Eva in het Paradijs zouden hebben begaan de geslachtsdaad was. Met de geslachtsdaad konden zij net als God nu immers ook mensen voortbrengen. Daarmee meenden zij, zo was ook de mening van veel theologen na Augustinus, gelijk te zijn geworden aan God. De vermeende appel is een metafoor van de meest denkbare ‘verboden vrucht’ die al in de klassieke oudheid bekend was. Eva zou Adam hebben aangezet te eten van haar lichaam. Deze visie van de kerkvader is buitengewoon invloedrijk geweest. Eva had Adam verleid te eten van de verboden vruchten van de boom van kennis van goed en kwaad. De appel is vanouds een symbool van liefde en vruchtbaarheid. Bij het oordeel van Paris krijgt Aphrodite, de godin van de liefde, de appel aangeboden. Deze appel wordt daarmee een van haar attributen. (zie hiervoor het artikel: Het aanbieden van een appel, een metafoor voor een verleidingspoging van 3 december 2022 op deze blog)
Hans Baldung, Zondeval, houtsnede op papier, 372 x 255 mm., 1511, Metropolitan Museum of Art, New York
Met haar linkerhand houdt Eva Adam de verboden vrucht voor. Adam lijkt zich al helemaal te hebben overgegeven aan de charmes en de verleidelijke voorstellen van Eva. Hij grijpt níet naar de appel, maar naar de borst van zijn vrouw. De betekenis van de ets wordt nog versterkt door de twee dieren op de grote wortels van de boom links. Zij bevestigen dat het bij de zondeval van de eerste mensen om de geslachtsdaad gaat. Van alle dieren die in het Paradijs waren geschapen beeldt Hans Baldung (ca. 1485-1545) op de houtsnede slechts een koppeltje konijnen af. Konijnen staan bekend om hun vruchtbaarheid en hun snelle voortplanting. De twee konijnen symboliseren de seksuele lust die Adam en Eva in hun greep houdt.
Het opschrift in de cartouche laat er geen twijfel over wat het gevolg is van hun liefkozingen: LAPUS HUMANI GENERI: De val van de mensheid.
Lucas van Leyden, De zondeval, tweede uitgave van de Kleine serie Vrouwenlisten, houtsnede: 350x230 mm., ca.1520-1530,
The Metropolitan Museum of Art, New York
Tussen 1520 en 1530 werd een tweede uitgave van de Kleine serie Vrouwenlisten van Lucas van Leyden gemaakt. Daarbij werden de voorstellingen omkaderd door zuilen en architectonische siermotieven. Onderin de voorstellingen werd een cartouche geplaatst met een verklarende tekst. Het is zeer waarschijnlijk dat Lucas van Leyden geen bemoeienis heeft gehad met deze tweede editie van de Kleine serie Vrouwenlisten.
Cartouche van de prent ban de tweede uitgave van de Kleine serie Vrouwenlisten. Vanaf het midden van de vierde regel lezen we: Die vrouwe bre[n]gt die costelijcke siele des ma[ns] tott[er] verdomenisse ... Vande vrouwe heft de sonde ee[n] begi[n]sel genome[n] en doer haer ist dat wi alle sterve[en] ...': De vrouw brengt de prachtige ziel van de man tot verdoemenis en door haar toedoen is de zonde begonnen en het is door haar dat wij allen zullen sterven.
In de tekst wordt de schuld en alle gevolgen van de zondeval bij Eva gelegd. Het is haar schuld dat de 'de prachtige ziel van de man' is verdoemd. Nou, dat weten we dan ook weer!
Philips Galle, de zondeval, gravure: diameter 240 mm., ca. 1569, Rijksprentenkabinet / Rijksmuseum, Amsterdam
De Latijnse tekst rondom de voorstelling op de gravure van Philips Galle met de zondeval: ILICE POMO EVAM FICUS CAPIT INDICA MATREM: ILLA SAPORATI SOCIUM MOX FRAUDE VENENTI INVOLVIT MISERUM: SUBIT ILLAETABILE LETHUM. SIC SIMILEM IN FRAUDEM TRAXIT SORS DIRA MINORES: ‘Met haar verlokkende vrucht verleidt de Indische vijgenboom (dit is de boom van kennis van goed en kwaad) moeder Eva. Vervolgens sleept zij haar ongelukkige metgezel mee in het bedrog van het smakelijke vergif. De onverkwikkelijke dood doet nu zijn intrede. Zo heeft het wrede lot hun nakroost in een gelijke erfschuld meegesleurd’. (teksten, vertalingen en verklaringen bij de gravures van de reeks Vrouwenlisten van Philips Galle uit: Yvonne Bleyerveld Hoe bedriechlijck dat die vrouwen zijn*)
In de tekst wordt duidelijk dat Eva de aanstichtster is van het kwaad en Adam en haar nakomelingen meeneemt in de dood en in de erfzonde.
De sluwe vos op de voorgrond verwijst naar de wapens waarmee de vrouw voor haar strijd is uitgerust: sluwheid, list en bedrog.
Op de gravure van Philips Galle geeft Eva de verboden vruchten die zij van de slang/de duivel heeft ontvangen door aan Adam.
Detail van Peter Paul Rubens en Pieter Brueghel de Oude,
Het aardse paradijs met de zondeval van Adam en Eva,
olieverf op paneel: 74,3 x 114,7 cm., 1615, Mauritshuis, Den Haag
Ook op het Schilderij van Rubens en Brueghel hebben de kunstenaars de gangbare opvatting over de aard van de zonden van Adam en Eva gevolgd. Aan hun voeten zitten twee konijntjes! De appelboom is rijkelijk gevuld met appels. Terwijl Eva een appel aan Adam overhandigt geeft de slang een aantal appels aan Eva. Door het aannemen van de appel geeft Adam te kennen dat hij op haar avances ingaat. In feite is het aanbieden van de appel slechts een metafoor. Dat begrijpt Adam ook wel! Hij is op het schilderij helemaal niet geïnteresseerd in die appel. Zijn blik is alleen maar gericht op het beeldschone lichaam van Eva. De pose die zij aanneemt is wel heel verleidelijk. Dat is schitterend door Rubens gedaan: alsof zij zich slechts zo uitstrekt om de volgende appels van de slang aan te nemen.
Het koppel pauwen verwijst naar de trots, de hovaardij van Adam en Eva. Het was pure hoogmoed die hen deed denken gelijkwaardig te kunnen worden aan God. Omdat de hoogmoed hen had aangezet te zondigen tegen het gebod van God wordt die ondeugd beschouwd als de grootste zonde. De andere zes grote zonden zijn het gevolg van Superbia.
Detail: Marc Chagall, De schepping van Eva en de Zondeval, olieverf op doek, 1961, Musée National Marc Chagall, Nice, Frankrijk
Op het schilderij van Marc Chagall (1887-1985) kijkt Adam weliswaar naar de appel die door Eva wordt aangeboden, maar met zijn linkerhand maakt hij duidelijk waar zijn aandacht werkelijk naar uitgaat.
Simson en Delila
Lucas van Leyden, Simson en Delila, Grote serie Vrouwenlisten,
houtsnede op papier: 412 x 290 mm, 1514-1516,
Rijksprentenkabinet / Rijksmuseum, Amsterdam
De held Simson vocht met veel succes tegen de Filistijnen. Met zijn enorme kracht had hij er in zijn eentje voor gezorgd dat deze joodse vijand veel verliezen in zijn gelederen te verduren kreeg. Pogingen om Simson uit te schakelen waren tot nu toe mislukt en er werd een andere manier bedacht. Men had Delila, een Filistijnse een forse beloning in het vooruitzicht gesteld wanneer zij erin zou slagen erachter te komen wat de oorzaak was van de enorme kracht van Simson. De mooie Delila wist wel waar de zwakke plek van mannen ligt. Met veinzen en vleien en sensuele beloften kreeg zij het voor elkaar dat Simson haar het geheim vertelde: zijn kracht werd veroorzaakt door zijn haren die nog nooit waren geknipt. Toen hij haar dat had verteld en niet lang daarna bij haar in slaap viel knipte zij de haren van Simson af. Zij waarschuwde de Filistijnse soldaten die de krachteloze held nu zonder slag of stoot konden overmeesteren. Uiteindelijk zal het verraad van Delila tot zijn dood leiden (Rechters, hoofdstuk 16)
Op de voorgrond van de prent van Lucas van Leyden ligt Simson met zijn hoofd op de schoot van zijn geliefde te slapen. Hij merkt er niets van dat zij hem aan het knippen is. Op de achtergrond wordt Simson door Filistijnse soldaten gevangen genomen.
Philips Galle, Simson en Delila, gravure uit de serie met zes vrouwenlisten, doorsnede: 240 mm., 1569, Rijksprentenkabinet / Rijksmuseum, Amsterdam
De Latijnse tekst rondom de voorstelling op de gravure van Philips Galle maakt de boodschap duidelijk: DALILE NON EXUPIRABILE ROBUR ARTE DOLO Q[ue] POTENS FREGIT, MULIEBRIBUS ARMIS, UT DIDICIT POSITAS FATALI IN VERTICE VIRES FAEMINA BLANDITIIS PUGNAT CUNCTA EDOMAT ASTU.: 'Delila, machtig door handigheid en list, vrouwelijke wapens, heeft de onoverwinnelijke kracht van Simson gebroken. Zodra de vrouw te weten is gekomen dat zijn kracht volgens het lot in zijn hoofdhaar schuilt, strijdt zij met haar vleierijen. Met haar listigheid weet zij alles naar haar hand te zetten'.
Lucas Cranach de Oudere, Simson en Delila, olieverf op paneel: 57,2 x 37,8 cm., ca. 1528 -‘30, Metropolitan Museum of Art, New York
Het schilderij van Lucas Cranach de Oudere laat zien dat een man die met blote handen een leeuw had gedood en die in zijn eentje een leger van 1000 Filistijnse soldaten met een ezelkaak had doodgeslagen geen partij is voor een vrouw wanneer zij háár wapens in de strijd gooit.
Met de ezelkaak die naast Simson ligt verwijst Cranach naar zijn grote kracht. Nadat hij zich had overgeleverd aan de charmes van Delila knipt zij de haren van Simson en hij verliest hij zijn vermogen om elke vijand te verslaan. Op de achtergrond wachten de Filistijnse soldaten op het teken van Delila om Simson gevangen te nemen.
Het kan haast niet anders dat de prominent in beeld gebrachte appelboom een verwijzing is naar Adam die net als Simson voor de verleidelijke woorden van een vrouw is gevallen en daarmee grote ellende over zichzelf en over zijn nakomelingen heeft afgeroepen. Het is niets anders dan de constante herhaling van de zonde in het Paradijs die door Cranach wordt voorgesteld.
Lucas Cranach de Jongere, Samson en Delila, olieverf op doek: 74,5 x 121 cm.,
ca. 1537, Gemäldegalerie Alte Meister, Dresden, Duitsland
Ook op het schilderij van Lucas Cranach de Jongere (1515-1586) zijn de ezelkaak en de appelboom prominent in beeld gebracht.
Salomo vervalt tot afgoderij
Lucas van Leyden, Salomon aanbidt de afgodsbeelden, houtsnede op papier: 169-129 mm, 1514, Rijksprentenkabinet / Rijksmuseum, Amsterdam
‘Die wiven maeckten ooc coninck Salomon, den alre wijsten tot een dwaes.’ Over koning Salomo wordt inderdaad verteld dat hij buitengewoon wijs was
(I Koningen 3 en 4). Er wordt ook verteld dat hij behalve de dochter van de farao zevenhonderd prinsessen en driehonderd bijvrouwen had. Die vrouwen kwamen uit streken waar andere goden werden vereerd. Toen Salomo wat ouder werd had hij blijkbaar wat minder overwicht op al die dames. Zij bedongen als voorwaarde voor hun gunsten dat de koning tempels met beelden en altaren voor hun goden liet oprichten. Ook dat was al vlug niet genoeg. Zij dwongen de koning ook om offers aan hun goden te brengen, wierook te branden en de afgodsbeelden te vereren. Door zijn passie voor zijn vrouwen de vrije loop te laten is de koning een gemakkelijke prooi voor hen; met al zijn wijsheid kan hij daar niet tegenop en vervalt tot afgoderij. God spreekt tot Salomon: “Gij hebt u niet aan mijn verbond gehouden, noch aan de wetten die ik u gaf. Daarom zal ik u uw koninkrijk ontnemen.” (I koningen II: 13)
Op de houtsnede van Lucas van Leyden knielt Salomon met eerbiedig gevouwen handen voor het altaar. Eén van zijn vrouwen staat naast hem. Zij wijst de koning op het beeld dat hij moet vereren.
Philip Galle, Salomon vervalt tot afgoderij, gravure uit de serie met zes vrouwenlisten, doorsnede: 240 mm., 1569,
Rijksprentenkabinet / Rijksmuseum, Amsterdam
Latijnse tekst rondom de voorstelling op de gravure van Philip Galle: IRE PER ILLICITUM, PATRI, CONTRARIUS, AUSU VESANO INSISTIT SALOMON: INDICIT HONORES DELUBRIS SACROS, CUMULAT QUE ALTARIA DONIS. SCORTOREM DUM VOTA IMPLET FURIALIA DEMENS: ‘Tegengesteld aan zijn vader [koning David], volhardt Salomo in een dwaas pogen het betreden van ongeoorloofde paden. Hij kondigt plechtige ceremonies af bij de afgodstempels en overlaadt de altaren met geschenken, terwijl de wijze als een dwaas de waanzinnige wensen van zijn hoeren vervult.’
Goed beschouwd staat in de tekst op de prent van Philips Galle eerder de zwakte en de dwaasheid van de wijze oude man centraal dan de slechtheid van zijn vrouwen.
Jaël doodt Sisera
In het vierde hoofdstuk van het boek Rechters wordt verteld dat het leger van Barak de strijd aanbond met het leger van de Kanaänitische Koning Jabin die de Israëlieten al zo’n jaar 20 onderdrukte. De veldslag ontwikkelde zich in het nadeel van het leger van de Kanaänieten dat onder leiding stond van Sisera. Er ontstond paniek onder de manschappen van Sisera en de legeraanvoerder maakte zich uit de voeten terwijl Barak hem achtervolgde. Sisera kwam bij de tent van Jaël. Zij kwam naar buiten en liep Sisera vriendelijk tegemoet en onthaalde hem gastvrij en gaf hem te eten en drinken. Zo had Sisera haar om water gevraagd, maar zij gaf hem melk. Vermoeid ging Sisera daarna op de grond liggen en zij bedekte hem ogenschijnlijk liefdevol met een deken. … ‘Toen nam Jaël een tentpin en een hamer en liep zachtjes naar hem toe. Terwijl Sisera vast sliep sloeg zij de pin dwars door zijn hoofd in de grond.’ Toen Barak bij de tent van Jaël kwam zei zij tegen hem: “Ga mee, dan zal ik u de man laten zien die gij zoekt.” Hij ging bij haar naar binnen en daar lag Sisera, dood en met de tentpin door zijn slaap vastgespijkerd aan de grond. (Rechters 4: 12-22)
Lucas van Leyden, Jaël doodt Sisera, Kleine serie Vrouwenlisten,
houtsnede op papier: 245 x 172 mm, 1515-1519,
Rijksprentenkabinet / Rijksmuseum, Amsterdam
Links in de achtergrond van de prent van Lucas van Leyden veinst Jaël vriendelijkheid en gastvrijheid. Zij geeft Sisera bij de deuropening te drinken. In het midden doodt Jaël de slapende Sisera door de tentpin door zijn hoofd te slaan. Rechts wijst Jaël Barak en zijn mannen op de dode Sisera.
Het is natuurlijk maar altijd aan welke kant van het verhaal men staat. Joden beschouwen Jaël als een grote heldin en vrijheidsstrijder.
In de moraal van een serie vrouwenlisten komt het er in feite op neer dat mannen worden gewaarschuwd tegen vrouwen die, in dit geval zomaar vriendelijkheid veinzen … zij kunnen echter heel andere bedoelingen hebben met hun voorgewende gastvrijheid.
Philips Galle, Jaël doodt Sisera, gravure uit de serie met zes vrouwenlisten, doorsnede: 240 mm.; 1569, Rijksprentenkabinet / Rijksmuseum, Amsterdam
Op de gravure van Philips Galle vermoordt Jaël de slapende Sisera die toevlucht heeft gezocht in haar tent. Met een flinke hamer jaagt zij een tentpin dwars door zijn hoofd. Rechts bericht Jaël Barak over de dood van Sisera.
Latijnse tekst rond de voorstelling op de gravure: DOCTA IAEL SIMULARE FIDEM OBSEQUIUM QUE PER IPSA MALLEOLO PAXILLUM ADIGIT CAVA TEMPORA SOMNO PERFUSI SISARAE SIX DUX LATE INCLYTUS ARMIS LUDIBRIUM CECIDIT MULIEBRI DEXTERA ET ARTE: ‘Jaël, sluw in het veinzen van trouw en onderdanigheid, drijft de pin met een hamer precies door de holle slapen van de in slaap verzonken Sisera: zo viel, als voorwerp van spot, een aanvoerder, wijd vermaard door zijn wapenfeiten, door de hand en de list van een vrouw’.
Lot wordt verleid door zijn dochters
Lot moest met zijn beide dochters op de vlucht. Hij ging met hen in een grot in de bergen wonen. Daar zou hij veilig zijn, ... maar niet voor zijn dochters! De oudste van de twee zussen zei tegen de ander: “… er is geen man hier in de buurt om op de gebruikelijke manier gemeenschap met ons te hebben. Kom we moeten onze vader wijn laten drinken en met hem gaan slapen, dan kunnen we kinderen van hem krijgen.” De twee wisten natuurlijk maar al te goed dat hun vader deze daad zou afkeuren, maar een stevige slok wijn zou het vlees en de geest wel zwak maken! En zo geschiede. Beide dochters hadden gemeenschap met hun vader en raakten zwanger. (Genesis 19: 30-38)
De moraal van het verhaal binnen een serie met vrouwenlisten is dat zelfs een oude kuise vader moet oppassen voor de verleidingskunsten van zijn dochters.
Philips Galle, Lot en zijn dochters, gravure uit de serie met zes vrouwenlisten, doorsnede: 240 mm.; 1569, Rijksprentenkabinet / Rijksmuseum, Amsterdam
Het onderwerp komt niet voor in de series met vrouwenlisten van Lucas van Leyden.
Op de gravure van Philips Galle speelt het verhaal zich af voor de ingang van de grot waar het drietal zich schuilhoudt. Rechts in de achtergrond staan de steden Sodom en Gomorra in lichtelaaie. Het waren die steden die Lot ontvluchtte omdat God de inwoners wilde straffen voor hun seksueel losbandig gedrag. Omdat Lot als enige een kuis en godvrezend leven leidde werd hij en zijn gezin gespaard en konden zij op tijd vluchten. Iets meer naar de voorgrond staat de vrouw van Lot die tijdens de vlucht door God wordt gestraft en in een zoutpilaar verandert.
Op de voorgrond hangt Lot laveloos tegen een van zijn dochters aan. Hij is al dronken, maar de andere dochter schenkt nog maar eens een glaasje bij om het verzet van hun vader te breken.
De les die uit het verhaal moet worden getrokken is dat ook een kuise en god vrezende man als Lot een makkelijke prooi voor vrouwen wordt wanneer hij valt voor de verleidingskracht van vrouwen.
Latijnse tekst rond de voorstelling op de gravure: ARDENT LOTHTIGENAE PATRIUM TEMERARE CUBILE, POLLUTAE QUE THORAS INCESTO INSCENDRE STUPRO: EXCANTATA PERIT DUM MENS, OBLIVIA RECTI QUAE BIBIT, ILICITOS IGNES SUADENTE LYAEO: ‘De dochters van Lot begeren hun vader te ontwijden en bezoedeld door incestueuze ontering diens huwelijksbed te bestijgen, terwijl juist inzicht teloorgaat, dat vergetelheid van wat passend is indrinkt: de wijn zet immers aan tot ongeoorloofde hartstochten’.
Judith doodt Holofernes
De Joodse stad Betulia werd belegerd door het Assyrische leger dat onder leiding stond van Holofernes. Judith was op vroege leeftijd weduwe geworden en was nu vastbesloten om haar stad te redden. "Zij legde haar weduwekleed af, waste zich en zalfde haar lichaam met mirrebalsem. Zij maakte haar hoofdhaar op, legde er een hoofdband omheen en trok haar feestkleren aan. Zij deed haar armbanden om, haar halssnoeren, oorhangers en ringen en tooide zich met al haar sieraden.” (Judith 10: 2-3) Met ‘onvergetelijke pracht’ begaf zij zich met haar dienstbode, geurige olie en wijn naar het kamp van Holofernes. Zij wist door te dringen tot de tent van de legeraanvoerder die buitengewoon onder de indruk was van haar schitterende verschijning: ‘toen zij bij Holofernes binnenkwam raakten zijn zinnen volledig verward, want hij begeerde haar met brandend verlangen’. In al zijn overmoed dronk Holofernes zoveel van haar wijn dat hij niet in de gelegenheid was te doen waarop hij zo vurig had gehoopt. Hij viel op zijn bed in slaap en werd door Judith met zijn eigen zwaard onthoofd. (Judith hoofdstuk 10, 11, 12 en 13)
Philips Galle, Judith doodt Holofernes, gravure uit de serie met zes vrouwenlisten, doorsnede: 240 mm., 1569,
Rijksprentenkabinet / Rijksmuseum, Amsterdam
Het onderwerp komt niet voor in de series met vrouwenlisten van Lucas van Leyden.
Op de gravure van Philips Galle lag Holofernes in zijn bed te slapen totdat Judith hem aan zijn haren naar zich toe heeft getrokken en nu op het punt staat de legeraanvoerder met zijn eigen zwaard het hoofd af te hakken. Haar dienares houdt de wacht bij de ingang van de tent van de legeraanvoerder. Zij draagt een jute zak over haar schouder. Daarin zal het hoofd van Holofernes worden meegenomen om het Joodse volk te kunnen laten zien dat de aanvoerder van de vijand is gedood. De grote generaal is geen partij voor Judith, wanneer zij al haar vrouwelijke mogelijkheden in de strijd gooit om haar doel te bereiken.
Latijnse tekst rond de voorstelling op de gravure Philips Galle: ET IACET INFORMIS TRUNCUS, CERVICE RESICA, PURPUREO PROFLANS SALIENTES SANQUINE RIVOS, ASSYRII DUCIS. O GENTI SPECTACULUM ACERBUM, QUOD PRÆBES IUDITH FAMA SUPER AETHERA NOTA: ‘Zie daar ligt de wanstaltige romp van de Assyrische aanvoerder met het afgehouwen hoofd, klaterende stromen van purperrood bloed spuitend. Oh wreed schouwspel voor het volk dat jij, Judith verschaft door je roem bekend tot boven de ether’.
Terwijl Judith in de meeste gevallen wordt geprezen om haar daad is in een serie vrouwenlisten toch de strekking dat mannen zich er terdege bewust van moeten zijn dat vrouwen met behulp van hun verleidingskracht en list en bedrog mannen ten val kunnen brengen.
Salome met het hoofd van Johannes de Doper
Door de uitdagende dans van Salome was Herodes helemaal buiten zinnen geraakt. De koning beloofde haar dat zij alles mocht vragen wat zij wenste.
Herodias, de moeder van Salome drong er bij haar dochter op aan om het hoofd van Johannes de Doper te vragen. Johannes was door de koning gevangengezet omdat hij Herodes ten overstaan van het volk had beschuldigd een zondige relatie te hebben met Herodias, de vrouw van
zijn broer Philippus. Tijdens gesprekken met zijn gevangene was Herodes steeds meer onder de indruk gekomen van Johannes. Daarom voelde hij er niets voor om hem te laten ombrengen. Maar omdat de koning zijn belofte aan Salome had gedaan in het bijzijn van zijn hooggeplaatste tafelgenoten kon hij zijn belofte niet intrekken. Hij kon niet anders dan een soldaat de opdracht geven Johannes te laten onthoofden. (Lucas 3: 19 en Marcus 6: 14-29) De naam van Salome komt alleen voor in Flavius josephus' Oude geschiedenis van de Joden (ca. 94 n.Chr.)
Lucas van Leyden, Salome met het hoofd van Johannes de Doper, Kleine serie Vrouwenlisten, houtsnede op papier: 246 x 174 mm., 1515-1519, Rijksprentenkabinet / Rijksmuseum, Amsterdam, 246 x 174 mm.
Op de houtsnede van Lucas van Leyden heeft Salome de schotel met het hoofd al in haar handen. Zij laat haar geschenk zien aan Herodes en haar moeder. Op de achtergrond vindt de onthoofding van Johannes plaats op de binnenplaats van het paleis van Herodes.
Binnen een serie met Vrouwenlisten is de moraal van het verhaal dat men ervoor moet oppassen het hoofd niet te gemakkelijk op hol te laten brengen wanneer men door een vrouw wordt geïmponeerd. Door haar verleidelijke optreden had Herodes Salome een belofte gedaan waarvan hij direct daarna grote spijt heeft.
Phyllis en Aristoteles
Wij kennen Aristoteles als een van de allergrootse wijsgeren uit de geschiedenis. Toch was ook deze wijze man niet opgewassen tegen de verleidingskunsten van een vrouw en zal hij door haar verschrikkelijk worden vernederd. De legende is vanaf het begin van de 13de eeuw bekend in Europa en is waarschijnlijk van Indische afkomst.
Van de verhalen die in de klassieke tijd spelen zijn vaak meerdere versies bekend.
Lucas van Leyden, Phyllis en Aristoteles, houtsnede: 40,7 x 29,3 cm., ca, 1515, Bibliothèque Nationale de France, Parijs
De houtsnede maakt geen deel uit van een van de bekende series met vrouwenlisten
De Griekse Filosoof Aristoteles (384-322 v.Chr.) was de leermeester van Alexander de Grote (356-323 v.Chr).
Het verhaal vertelt dat Alexander verliefd was geworden op het beeldschone Indische meisje Phyllis (ook wel Campaspe genoemd). Naar de mening van Aristoteles besteedde zijn leerling veel te veel tijd aan de omgang met zijn geliefde en dat zou ten koste gaan van zijn opleiding. De strenge leermeester liet weten dat de situatie moest veranderen. Alexander moest zich concentreren op zijn studie. Phyllis was erg opgetogen over haar omgang met Alexander en was er verdrietig over dat zij haar minnaar nu nauwelijks meer zag. Zij besloot wraak te nemen op de leermeester van Alexander. Phyllis koos voor de kunst die zij maar al tegoed beheerste, die van de verleiding. De wijsgeer viel al vlug voor de charmes van Phyllis en hij verklaarde haar zijn liefde. Phyllis wist nu dat zij hem in haar netten had gevangen en stelde een voorwaarde voor de beantwoording van zijn liefde. Zij vroeg Aristoteles zich op te tuigen als een lastdier en haar in de tuin van de vader van Alexander rond te rijden op zijn rug. De tot over zijn oren verliefde filosoof dacht alleen nog maar aan het plezier dat hij met het meisje zou hebben en stemt toe.
De voorstelling van Aristoteles die zich kruipend op handen en voeten geteugeld en met een bit in de mond als een paard door een jongedame laat mennen en zich laat aftuigen is natuurlijk hilarisch. De moraal van het verhaal is dat wanneer iemand als Aristoteles zijn passie voor een vrouw niet kan beheersen hij zijn waardigheid verliest. De eerste die getuige is van de vernedering is zijn leerling.
Hans Baldung, Aristoteles en Phyllis, Hans Baldung, 333 x 240 mm., 1515, Rijksprentenkabinet / Rijksmuseum, Amsterdam
Met Phyllis op zijn rug kruipt Aristoteles op handen en voeten door de tuin. Hij draagt een breidel in zijn mond en wordt door zijn geliefde met een zweep aangemaand wat door te lopen. Het is duidelijk dat het de oude man moeite kost, maar hij heeft alles over voor zijn avontuurtje. Tussen de kantelen van de kasteelmuur is Alexander de Grote getuige van deze vrouwelijk list.
Meester van het Amsterdamse Kabinet, ook wel genoemd de Huisboekmeester, Aristoteles en Phyllis, droge naald ets: doorsnede 159 mm., 1483-1487, 1519, Rijksprentenkabinet / Rijksmuseum, Amsterdam
Als een fraai geklede hoofse dame met een liefelijk glimlachend gezicht berijdt Phyllis Aristoteles. De zweep in haar hand wijst er wel op dat hij goed moet luisteren naar haar bevelen. Achter het muurtje wijst iemand Alexander op het kostelijke tafereel dat zich voor hun ogen afspeelt.
Uit zijn ooghoeken kijkt de gekwelde geleerde de toeschouwer vernederd en hulpeloos aan.
Meester MZ, een graveur actief in Zuid-Duitsland, gravure: 182 × 131 mm.,
ca., 1500, Art Institute Chicago, Chicago, Verenigde Staten,
gesigneerd onderaan in het midden: MZ
Ondanks haar fraaie verenhoed en chique kleding heeft Phyllis op deze gravure haar hoffelijkheid verloren. Met haar zweep ranselt zij er lustig op los. In de deuropening zijn twee mannen getuige van het potsierlijke gebeuren
Lucas Cranch de Oudere, Phyllis en Aristoteles, olieverf op paneel: 55,3 x 35,3 cm., 1530, Privécollectie
Vergilius in de mand
Wij kennen Vergilius (70-19 v.Chr.) als een van de grote Romeinse dichters. Die reputatie had hij ook in de Middeleeuwen en in de Renaissance. In de late Renaissance verschijnen er verhalen over wonderbaarlijke activiteiten die hem worden toegeschreven. We kunnen hierover lezen In Vergilius, Van Zijn Leven, Doot ende van den wonderlijcken wercken die hi dede by nigromancien [duiveluitbanningen en zwarte kunsten] ende by dat behulpe des duvels. (Willem Vorsteman, ca.1525, Antwerpen, niet kunnen raadplegen)
Over Vergilius wordt verteld dat hij op zijn nachtelijke tochten door Rome steeds meer onder de indruk komt van een mooie jonge vrouw. Op een avond maakt hij een praatje met haar en het meisje maakte zich bekend als Lucretia. Wanneer Vergilius probeert haar voor zich te winnen geeft zij te kennen dat zij daar niets van wil weten. (In sommige versies van het verhaal is zij getrouwd) Vergilius is niet uit het veld geslagen en de volgende avonden blijft hij haar opzoeken en praat over zijn oprechte liefde voor haar. Lucretia, die het ondertussen helemaal gehad heeft met de amoureuze toespelingen van Vergilius veinst bereid te zijn in de gaan op zijn liefdesverklaringen. Lucretia spreekt met hem af dat ze de volgende nacht vanuit het raam van haar slaapkamer heimelijk een grote mand naar beneden zal laten zakken. Daar kan hij instappen en zij zal de mand naar haar slaapvertrek hijsen dat zich in de toren bevindt van het huis van Lucretia.
Vergilius was opgetogen dat het er nu eindelijk van zal gaan komen. En inderdaad, op het afgesproken tijdstip laat Lucretia de mand naar beneden zakken. Vergilius stapt in de mand en Lucretia haalt de mand naar boven, maar op een gegeven moment stopt zij met hijsen. Zij knoopt het touw aan een haak vast en laat Vergilius zo ongeveer in het midden van de toren hangen, te laag om bij het venster van het slaapvertrek van Lucretia te geraken en veel te hoog om naar beneden te durven springen. Zo blijft Vergilius daar de hele nacht hangen. De volgende morgen zagen de Romeinen de hulpeloze man in de vernederende positie in het midden van de toren hangen en wordt hij het middelpunt van de spot van zijn medeburgers.
De moraal van het verhaal is natuurlijk dat wanneer een geachte burger zich zo laat leiden door zijn passie voor een vrouw hij het onderwerp van verachting wordt.
Lucas van Leyden, Vergilius in de mand, Grote serie Vrouwenlisten,
houtsnede op papier: 412 x 290 mm, 1512-1516,
Rijksprentenkabinet / Rijksmuseum, Amsterdam
Op de prent van Lucas van Leyden hangt Vergilius hulpeloos in de mand tegen de muur. Zijn medeburgers wijzen elkaar op hem en hij krijgt heel wat spottende en beledigende woorden naar het hoofd geslingerd. Linksonder lijkt een moeder haar zoon erop te wijzen zich nooit zo dom te gedragen als die man in die mand. Ik hoor haar die tekst uit het prentenboek voor kinderen herhalen: 'Lieve kynt, wilste oncuushheit scuwen, so selste der vrouwengesellscap vlien'.
Lucas van Leyden, Vergilius in de mand, gravure 243 x 189 mm., 1525, Rijksprentenkabinet / Rijksmuseum, Amsterdam
Deze prent staat los van een van de twee series Vrouwenlisten van Lucas van Leyden
Ook op deze gravure van Lucas van Leyden gaat alle aandacht van de omstanders uit naar de man die onder het raam van Lucretia in een mand hangt. Spottend wijzen de mensen elkaar op de hulpeloze Vergilius.
detail: Vergilius in de mand, 1525
Links boven hangt Lucretia uit een ander raam van haar slaapvertrek. Zij zal alleen maar kunnen constateren dat die man zijn verdiende loon heeft gekregen en zijn lesje wel zal hebben geleerd.
Wanhopig strekt Vergilius zijn handen uit naar de spottende de groep mensen. Het is niet anders: hij, de wijze alom geachte schrijver is bedrogen door een vrouw!
Vergilius en de overspelige vrouw
In de Grote serie Vrouwenlisten van Lucas van Leyden is nog een verhaal over Vergilius opgenomen. Hij zou een soort van overspelval hebben gemaakt.
Wanneer een vrouw die van overspel wordt verdacht en wanneer zij alles ontkent kon door haar echtgenoot die twijfelde aan haar onschuld en echtelijke trouw worden onderworpen aan dit apparaat. Het ding had het uiterlijk van een gebeeldhouwde leeuw. De beschuldigde vrouw moest haar hand in de bek van de leeuw leggen en in het openbaar een plechtige verklaring uitspreken. Bij een valse verklaring sloeg de bek van de leeuw dicht en verloor de vrouw haar hand.
Het verhaal gaat over een vrouw die terecht door haar man van overspel werd beticht. Omdat zij bleef volhouden dat dit absoluut niet het geval was werd zij door haar man naar de 'Mond der waarheid' gebracht. Van te voren had zij nog kans gezien met haar heimelijke minnaar af te spreken dat hij, verkleed als een nar erbij aanwezig moest zijn wanneer zij haar plechtige verklaring zou afleggen. Zij fluisterde hem zachtjes in het oor wat zij van hem op dat moment verwachtte.
Toen zij door haar man naar Vergilius en zijn leeuw werd gebracht was het druk op het marktplein. Men kende de reputatie van de vrouw en was ervan overtuigd dat de beschuldiging van overspel terecht was. Natuurlijk zou zij blijven ontkennen en zou zij na haar leugenachtige verklaring haar hand verliezen. Niemand wilde het spektakel van die toehappende muil blijkbaar missen. Toen de vrouw zelfverzekerd tussen de menigte naar 'de mond van de waarheid' liep kwam plotseling die nar uit de mensenmassa naar voren. Hij maakte allerlei platvloerse toespelingen op het onkuise gedag van de vrouw en riep zo hard dat iedereen het kon horen dat zij zich door Jan en alleman laat kussen. Iedereen moest lachen toen hij de daad bij het woord voegde en haar ten overstaan van alle aanwezigen een kus gaf. Een gedrag dat natuurlijk alleen een nar zich kon permitteren. De vrouw was niet uit het veld geslagen en legde haar hand rustig in de bek van het dier en verklaarde plechtig dat zij door niemand anders is gekust dan haar eigen man, ... en ja zoals u allen zojuist hebt kunnen zien door deze dwaze nar hier naast mij. Omdat zij strikt genomen de waarheid had gesproken bleef de bek van de leeuw geopend en nam natuurlijk niemand die nar serieus.
De moraal van het verhaal moet zijn dat wanneer overspelige vrouwen gestraft moeten worden zij hun straf door list en bedrog weten te ontlopen.
Lucas van Leyden, De mond der Waarheid, Grote serie Vrouwenlisten, houtsnede op papier: 412 x 290 mm., 1512-1516,
Rijksprentenkabinet / Rijksmuseum, Amsterdam
Op de prent van Lucas van Leyden knielt de vrouw voor Vergilius en zijn overspelval. Zij heeft haar hand in de de bek van het dier gelegd. Met de opgeheven rechterhand en opgestoken vingers legt zij de plechtige verklaring af. Naast haar staat de bedrogen echtgenoot en daarnaast staat de nar, haar heimelijke minnaar.
Lacas Granach de Oudere, olieverf op paneel: 75,5 x 117, 4 cm., 1461,
Germanisches Nationalmuseum, Neurenberg, Duitsland
Terwijl haar minnaar de vrouw nog om het middel vast houdt duwt zij de 'dwaze nar' van zich af. Zij legt haar hand in de bek van de leeuw. De menigte achter haar kijkt verwachtingsvol toe, het kan nu elk moment gebeuren dat de leeuw toehapt.
We hebben een aantal schilderijen van Lucas Cranach met vrouwenlisten gezien. Toch is het niet als een serie bedoeld. De formaten van de kunstwerken verschillen teveel en de jaartallen liggen te ver uit elkaar om van een eventuele serie te kunnen uitgaan.
Conclusie: het moge duidelijk zijn dat tegenwoordig vrijwel iedereen het zal opnemen voor de meeste vrouwen in de verhalen. Zij geven vaak op een schitterende manier blijk van hun grote schranderheid en vindingrijkheid.
Gebruikte literatuur
Andreas Landshoff & Gary Schwartz, Lucas van Leyden, Maarssen, 1978
Jan Piet Filedt Kok, Lucas van Leyden - grafiek, (1489 of 1494-1533) met een complete oeuvre-catalogus van zijn gravures, etsen en houtsneden, tentoonstellingscatalogus Rijksprentenkabinet / Rijksmuseum, 1978
Ilja M. Veldman, Leerrijke reeksen van Maarten van Heemskerck, tentoonstellingscatalogus De eeuw van de Beeldenstorm, Haarlem, 1986
M.L. Caron, Helse en hemelse vrouwen, schrikbeelden en voorbeelden van de vrouw in de christelijke cultuur (1400-1600), tentoonstellingscatalogus Rijksmuseum Het Catharijneconvent, Utrecht, 1987
Petty Bange, Ellen Muller e.a. Tussen heks en heilige - Het vrouwbeeld op de drempel van de moderne tijd, 15de/16de eeuw, tentoonstellingscatalogus Nijmeegs Museum 'Commanderie van Sint-Jan', Nijmegen, 1990
Ilja M. Veldman, De Wereld tussen Goed en Kwaad, Late prenten van Coornhert, Den Haag 1990
* Yvonne Bleyerveld, Hoe bedriechlijck dat die Vrouwen zijn, Vrouwenlisten in de beeldende kunst van de Nederlanden circa 1350-1650, Zutphen, 2000
Comments